Categoriearchief: historie

Oorlogsdrama Rosarium

Elk jaar leggen leden van het 4 en 7 mei comité ter herdenking een krans bij het monument aan de Prinses Marijkelaan, de straat tussen het Wilhelminapark en het Rosarium. Op de groene plaquette staan de namen van tien buurtgenoten die in de ochtend van 7 mei 1945 omkwamen bij het zogenoemde ‘Drama bij het Rosarium’.

Op zoek naar Anton Mussert
Nederland viert op 5 mei 1945 de bevrijding van het Duitse bezetting, maar pas op 7 mei was Utrecht aan de beurt. Luttele uren voordat de bevrijders die dag via de Berekuil de stad zouden binnenrijden, ging een groep van dertien Binnenlandse Strijdkrachten (BS) op weg naar hun meldpunt aan de Maliebaan. Ze kwamen langs het huis van NSB-leider Mussert. Die woonde aan wat sinds 1954 de Prinses Marijkelaan heet, maar tijdens de bezetting de naam Nassaulaan droeg, net zoals het Wilhelminapark tijdelijk Nassaupark heette.

Bloederig slagveld
De mannen hadden zich verzameld bij de drogisterij De Zwijger van Wim Thies op de Willem de Zwijgerstraat, tevens een illegaal wapendepot van het verzet. Via de Stadhouderslaan liepen ze richting het Rosarium. Blauwe overall, oranje-blauwe armband, helm op en pistool in de hand. Plots klonk een geweerschot en begonnen Duitse soldaten vanuit het park gericht te schieten op de groep BS’ers. Ook het luchtafweergeschut op St Barbara begint te vuren (kogelgaten van de afzwaaiers zitten nog in de gevel van Stolberglaan nr 19). Tien mannen overleden ter plekke, twee wisten te ontkomen. Eén had geluk: hij was onderweg achterop geraakt en ontsprong de dans. Zo werd de omgeving rond het Rosarium luttele uren vóór de daadwerkelijke bevrijding een bloederig slagveld met fatale afloop voor tien buurtgenoten.

Wat er precies gebeurde op deze donkere dag in Oost? Bekijk de reconstructie youtu.be/pYsEer7e_O8

Locatie: oorlogsmonument Rosarium

Een groep Binnenlandse Strijdkrachten voor het huis Hendrik de Keizerstraat 45, daags voor de schietpartij bij het Rosarium. Daarbij kwamen 10 van hen om het leven – Het Utrechts Archief

Stevens Fundatie

De Stevens-Fundatie aan de huidige Kruisstraat was een hofje met 50 vrijwoningen (zonder huur) bestemd voor protestantse getrouwde ambachtslieden, in 1860 gesticht uit de nalatenschap van notaris Gerard Stevens (1807-1857). In 1968 is het ondanks felle protesten grotendeels gesloopt, slechts het hoofdgebouw op de hoek Kruisstraat – Biltstraat (waar nu de bussen doorheen denderen) staat nog overeind. Je herkent het aan de grote letters ‘Stevens-Fundatie’ op de voorgevel.

Cholera uitbraak
Tijdens grote cholera uitbraak in 1866 speelde de fundatie een opvallende rol. De stad Utrecht werd zwaar geraakt, 5x meer doden dan het landelijk gemiddelde. Vooral in overbevolkte buurten als Wijk C. Maar aan de bewoners van de fundatie ging de uitbraak voorbij. De architectuur van Van Lunteren bleek de redding: de beneden etages bestonden uit één kamer, zodat de woningen goed konden doorluchten.
En heel vooruitstrevend voor die tijd: drinkwater kwam uit twee pompen op het voorterrein, terwijl de wasruimte achter het gebouw was. Die scheiding bleek een cruciale verdedigingslinie tegen de cholerabacillen. De landelijke overheid besloot daarop hygiëne in de volkshuisvesting de hoogste prioriteit te geven.

Studentenhuisvesting
In de jaren 30 werd de Kruissteeg te smal voor het toegenomen autoverkeer naar de nieuwe overburen zoals de Rijks HBS (nu Parnassos) en de Park Tivoli. In 1955 ‘pikte’ de gemeente de voortuin van het hofje in en verbreedde de weg. Het oog viel op het héle hofje toen Tivoli ruimte zocht voor een nieuwe concerthal. De gemeente kocht de fundatie daarom in 1959 op. De uitbreidingsplannen van Tivoli verdwenen echter in de prullenbak na aankondiging van het nieuw te bouwen muziekcentrum Vredenburg. Via de SSH mochten er tijdelijk studenten wonen, voor hen een paradijs op aarde vanwege de grote groene binnentuin. Sloop konden ze later ondanks protesten niet tegenhouden. Op het hoofdgebouw na ging alles in 1968 plat.

Rijksmonumentale waterpompen
Na de sloop bleef het braakliggende terrein jarenlang een sjofele parkeerplaats, totdat er een complex voor sociale woningbouw werd neergezet, bovenop de nieuwe parkeergarage voor de nabijgelegen schouwburg. De twee waterpompen werden tot rijksmonument verklaard en kregen een plek bij de Jacobikerk.

Het nog bestaande hoofdgebouw aan de Kruissteeg (nu Kruisstraat), gezien vanuit de Biltstraat – Foto: Het Utrechts Archief
Het verderop aan de Kruissteeg gelegen Concertgebouw Tivoli in 1929 – Foto: Het Utrechts Archief

Hoveniers van Oost

Oost was eeuwenlang de groentetuin van de bemuurde stad. Op de vruchtbare klei van de Kromme Rijn en zijtakken als de Minstroom was het goed tuinieren. De tuinders werden hoveniers genoemd, afgeleid van ‘de hof’, een smalle, langgerekte moestuin achter het huis. Bewoners tuinierden lange tijd binnen de stadsmuren, maar vanaf de 17de eeuw steeds meer erbuiten. Zoals in het Absteder buitengerecht (buurt met enkele stadse rechten) dat net buiten de Tolsteegpoort lag, een van de vier hoofdingangen van de stad. Bekende hoveniersfamilies in Abstede waren Agterberg, Jongerius, Koot en van Zijl.

Winterspinazie en rode kool
De hoveniers in Abstede legden zich toe op winterspinazie en rode kool, gewassen die al vroeg in het voorjaar geoogst konden worden. Zo konden ze in de zomer en het najaar weer andere gewassen als bladgroenten, uien en prei telen. De vruchtbare gronden van Abstede leverden het hele jaar door opbrengst. De oogst werd met paard en wagen of hondenkar naar de markten in de stad gebracht, of verkocht aan de deur. Later nam de klokveiling (Paardenveld, later Croeselaan) de rol van handelsplaats over.

Tuindersverleden leeft voort
De stad breidde vanaf de 19de eeuw snel uit buiten de singels en de hoveniers schoven – gedwongen door oprukkende industrie en woningbouw – steeds verder op richting het buitengebied Maarschalkerweerd. Toen de Utrechtse groenteveiling eind 20ste eeuw haar deuren sloot, verdwenen ook de laatste hoveniers uit de stad. Groente en fruit kwamen inmiddels vanuit de hele wereld naar Utrecht.

Expositie op Koningshof
In Oost leeft de hovenierstraditie nog voort in de vele groengroepen en moestuinen zoals de tuindersvereniging Abstede op de oude gronden van kweker Emmelot aan de Minkade. Ook op Koningshof rondom de oude kassen van de familie Jongerius aan de Koningsweg kun je het Utrechtse hoveniersleven (her)beleven. Daar is een buitenexpositie met oude foto’s, prenten, landkaarten en anekdotes waarmee je de ontwikkeling door de eeuwen heen stap voor stap kunt volgen. Een aanrader voor wie wil begrijpen waarom Oost zo’n merkwaardig stratenplan heeft, en waarom ons straatbeeld nog zoveel oude boerderijen en moestuinen kent.

Bekijk de expositie ook digitaal.

Hovenier met groentekar op de Notebomenlaan rond 1900 – Het Utrechts Archief
Tuinders aan het werk op een hof achter de Maliebaan 1860 – Het Utrechts Archief
Hovenierswoningen langs de Abstederdijk in 1829 – Het Utrechts Archief
Hoveniersgeschiedenis in Oost, speciale uitgave van Afdeling Erfgoed (2010)

Oosterbuurt

Ingeklemd tussen de Minstroom, Oosterstraat en Oudwijkerdwarsstraat ligt de Oosterbuurt. Honderd huizen, en van oudsher een sterk buurtgevoel. Toen in de jaren 50 Utrecht grootse plannen had om de binnenstad, met name Hoog Catharijne, via brede invalswegen beter bereikbaar te maken, dreigde grootschalige sloop van dit buurtje. De Oosterbuurt lag letterlijk in de weg. De gemeente begon de oude panden op te kopen en liet die verkrotten in afwachting van de sloopkogel.

Roerige jaren 70 en 80
Maar de buurt kwam in opstand. Actiegroepen werden opgericht en er volgden protestacties, ronkende buurtberichten, felle juridische procedures en luidkeelse aanwezigheid bij raadsvergaderingen. Toen in 1971 de Raad van State een streep door de plannen voor brede invalswegen zette, leek de strijd gestreden. Toch besloot de gemeente de sloopplannen door te zetten, maar nu voor nieuwbouw, wat voor bewoners hogere huren zou betekenen.

Verzoening
De protesten laaiden opnieuw op. Woningen werden gekraakt en door de gemeente weer ontruimd, het waren roerige tijden. Pas in 1983 trok de gemeente de sloopplannen in en luwde de strijd. Op 15 mei 1985 metselde gemeente en buurtcomité als teken van verzoening een gedenksteen in de gevel van Zonstraat 28 met de tekst ‘Hier rust het ongenoegen van de Oosterbuurt’. Achter de steen ligt de afstudeerscriptie uit 1984 van rechtenstudent Gerben Schuhmacher over de strijd in de jaren 70 en 80.

Strijd tegen uitponden
In 2019 hing het opnieuw actief geworden buurtcomité een spandoek aan de gevel van Zonstraat 21 om het uitponden (verkopen van een huurwoning als de huurder vertrekt) door Mitros (sinds 2023 Woonin) te stoppen. De Utrechtse woningcorporatie heeft de in de jaren 70 en 80 opgekochte woningen onder haar hoede. Nu de huizenprijzen fors gestegen zijn, wil zij bezit verkopen om elders in de stad (goedkoper) nieuw te kunnen bouwen. De buurt vreest echter aantasting van het buurtgevoel en protesteert. Oude tijden herleven! En opnieuw met succes: Mitros zegde toe tot 2024 te stoppen met uitponden in de Oosterbuurt.

Muurgedicht en tegeltableau
In juli 2020, precies 35 jaar nadat de buurt de strijd om haar bestaan won, onthulde wethouder Diepeveen in het bijzijn van leden van het buurtcomité en dichter Peter Drehmanns een gevelgedicht op de zijgevel in de Zonstraat. In 2021 volgde een tegeltableau met een archieffoto van de Zonstraat uit 1910 en in 2023 een paneel met de historie van de Oosterbuurt. Met deze symbolen houdt de Oosterbuurt de herinnering levend aan een lange strijd.

Lees hier het (digitale) boek Oosterbuurt, een buurt die wist te winnen (1986)

Actievoerders en wethouder plaatsen een gedenksteen (1985) – Foto: Het Utrechts Archief

Joke Smitplein

In 1877 kreek Utrecht in navolging van Rotterdam en Amsterdam een ambachtsschool met drie lesjaren, een aanvulling op de al bestaande tweejarige vakopleiding, de Burger-Dagschool. Het particuliere initiatief kwam van de Vereniging tot Bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid. Het hoofdbeginsel was ‘bij den knaap den grond te leggen, waarop hij zich later kan vormen tot bekwaam en degelijk ambachtsman.’ Praktische vorming mét technische kennis.

Eerste Utrechtse Ambachtsschool
De vereniging huurde voor de eerste 22 leerlingen een lokaal in de Donkerstraat in de Binnenstad. Zes jaar later, na onstuimige groei, bouwde ze in 1983 tussen het Schoolplein en de Maliesingel een groot pand met praktijklokalen waar aanstaande timmerlieden, meubelmakers, smeden, schilders en machinebankwerkers het vak konden leren. De leerlingen namen een groot deel van de bouw zelf voor hun rekening, een eerste kennismaking met de praktijk.

Koninklijk bezoek
In 1907 kreeg de school ter gelegenheid van 30-jarig jubileum koninklijk bezoek: koningin-moeder Emma bezocht per koets de feestelijke Tentoonstelling van Schoolwerk. De ambachtsschool stond in hoog aanzien! De technische school was decennia lang de enige in de stad. Later bekend onder de naam LTS, de Lagere Technische School. In de jaren 70 trad het verval in. De duizend leerlingen kregen inmiddels onderwijs in een lekkend en stinkend gebouw, bepaald geen reclame voor vakonderwijs.

School wordt wooncomplex
In 1979 werd het schoolgebouw gesloopt, alleen de oude directeurswoning (nu: Joke Smitplein 119), de conciërgewoning (nu: Maliesingel 11A) en het ooit door leerlingen zelf gemaakte ijzeren toegangshek langs de Schoolstraat bleven behouden. De grond lag jarenlang braak, pas in 1986 werden rondom een nieuw plein 120 nieuwe woningen in diverse formaten opgeleverd, een mix van sociale huur (86) en koop (34).

Joke Smit
De (mannelijke) straatnamencommissie van Utrecht wilde het nieuwe plein vernoemen naar Andries van Hulzen, een voormalig leraar smeedwerk van de ambachtsschool. Maar de nieuwe bewoners verwierpen dat idee. Ze opperden de naam van de Utrechtse Joke Smit (1933-1981), een icoon van het feminisme en in 1968 oprichter (samen met Hedy d’Ancona) van de Man Vrouw Maatschappij (MVM). De tijden waren veranderd.

Barcelona in Oost
Het plein speelt sindsdien een centrale rol in het sociale leven van de bewoners. In 2004 maakte kunstenaar Anook Cleonne Visser op verzoek een ontwerp voor een unieke slingerbank bekleed met blauw mozaïek. De naam: Sitting At The Dock Of The Bay. De bank werd bekleed met mozaïek a la Gaudi: Barcelona in Oost! Ook de uitvoering was bijzonder, want ROC-leerlingen namen het metselwerk voor hun rekening, geheel in de geest van de oude ambachtsschool.

Ambachtsschool aan het Schoolplein in 1902, wat sinds 1986 Joke Smitplein heet – Het Utrechts Archief

Kromhoutkazerne

In 1815 bracht de Nieuwe Hollandse Waterlinie de stad Utrecht binnen de bescherming van de Waterlinie. Vanuit Fort Vossegat, in gebruik vanaf 1819, kon de bocht in de Kromme Rijn, een zwakke schakel, verdedigd worden. Honderd jaar later bouwde het leger achter het fort in de boomgaarden langs de Vossegatsedijk (nu Vossegatselaan) de Kromhoutkazerne.

Paviljoenstructuur
De kazernenaam is een ode aan J.H. Kromhout (1835-1897) die veel had geschreven over vestingwerken van de Waterlinie. De kazerne voor de Genietroepen werd officieel geopend in 1913 met hoofdpoort aan de Weg naar Rhijnauwen, later Prins Hendriklaan genoemd. De paviljoenstructuur met losse gebouwen rond een centraal plein was nieuw voor die tijd. In de paviljoens zaten werkplaatsen voor de Genie en ook een school, een kantine en zelfs een muziektent. Die laatste was van belang, omdat de Genie over het befaamd muziekkorps ‘De Harmonie’ beschikte.

University College
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de kazerne meer en meer een opleidingsrol. In 1998 verkocht Defensie het westelijk deel aan de universiteit voor het University College. Het oostelijk deel maakte in 2010 plaats voor de moderne gebouwen waarin nu drie van de zeven hoofdkwartieren (o.a Landmacht) van defensie gevestigd zijn. Alleen het bomvrije wachthuis (1849), de brug met de twaalf gaten (1862) en de tamboershut (1875) herinneren nog aan het oude Fort Vossegat.

De Kromhoutkazerne met rechts de nieuwe B.A.N.S. buurt aan de Laan van Minsweerd en onderin de nog onbebouwde Prins Hendriklaan, gezien vanuit Rijnswerd – Luchtfoto 1925
Kromhoutkazerne (links) en Fort Vossegat (midden) met rechtsonder het openlucht zwembad Timp in de Kromme Rijn. Via de ‘brug met de twaalf gaten’ (rechtsboven) gaat de Weg naar Rhijnauwen over de aftakking van de Kromme Rijn. Wie goed kijkt ziet het Rietveld-Schröderhuis linksbovenin – Luchtfoto 1930
De brug met de twaalf gaten is verwerkt in de nieuwe Kromhoutkazerne

Deken Roesbuurt

In 1894 verving de snelgroeiende katholieke parochie aan de Biltstraat haar oude kerkgebouw door de imposante Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopening kerk, een ontwerp van Alfred Tepe, de huisarchitect van het aartsbisdom Utrecht. De begraafplaats achter de oude kerk was in 1874 al verplaatst naar het einde van de Biltstraat, met een nieuwe naam: St Barbara.

Deken Roes
Rond 1900 stichtte de deken (kerkbaas) Th. Roes (1836-1913) achter de nieuwe kerk vijf buurtscholen aan de Adriaanstraat en Pallaesstraat, naar goed katholiek gebruik jongens en meisjes apart. Voor het onderwijs ‘huurde’ hij de Zusters van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort in. Die kregen in ruil onderdak in het nieuwe stadsklooster te midden van de scholen, met een nieuwe weg om er te komen: de Deken Roesstraat, een verlenging van de Badstraat. In 1909 werd de weg doorgetrokken naar de nieuw aangelegde Sweelinckstraat, waarmee het laatste stukje Kerkstraat (pad naar de OLV-kerk) verviel. Deze bouwwoede maakte van dit buurtje in Buiten Wittevrouwen een waar katholiek bolwerk.

Kerk en school gesloopt
In 1972 werd de grote kerk wegens gebrek aan bezoekers alweer gesloopt en in het klooster maakten de zusters plaats voor franciscaner monniken. Het pand van Ateliers De Wijde Doelen markeert de plek waar de kerk stond. Op de plek van de oude meisjesschool (School B) aan de Pallaesstraat werd in 1992 de (katholieke) Montessorischool gebouwd. De andere schoolpanden zijn in de loop der jaren verbouwd tot appartementen en kinderopvang. Het klooster, een ontwerp van Gerardus Ebbers, een leerling van Tepe, behield nog lange tijd zijn functie van godshuis totdat in 2018 de laatste monnik vertrok. Ook hier komen appartementen, hoewel de buurt protesteert tegen sloop van met name de monumentale veranda annex compacte kloostergang.

Klooster (links) aan de Deken Roesstraat met op de voorgrond de kloostertuin met moesbakken. De meisjesschool (rechts) uit 1902 aan de Pallaesstraat is in 1992 gesloopt. Daar staat nu de Montessorischool.
Situatie in 1902

De tram naar Oudwijk

Eind 19de eeuw breidde de stad uit buiten de singels. Toenmalig Burgemeester Reiger wilde nieuwe woonbuurten als Oudwijk verbinden met de oude binnenstad, liefst met een elektrische tram, die sneller, schoner en stipter was dan de paardentram.

Op 15 juni 1907 vertrok tramlijn 2 vanaf het stationsplein met bestemming Oudwijk. Via de singel, Maliebaan, Baanstraat (in 1911 hernoemd tot Burgemeester Reigerstraat) en vervolgens linksaf de huidige Van Limburg Stirumstraat, bereikte de tram het keerpunt Museumbrug. Een enkeltje kostte 5 cent, in de avond gold dubbel tarief.

Populair gezinsuitje
Toen de Burgemeester Reigerstraat werd doorgetrokken richting het Wilhelminapark, kon het trambedrijf in 1915 ook de snelgroeiende Schildersbuurt aandoen. De tram reed voortaan via de Koningslaan rechtsom het Wilhelminapark, en vervolgens over de Colignybrug, Rembrandtkade, Prins Hendriklaan (halte Antonius Gasthuis) en Stadhouderslaan richting keerpunt Museumbrug. Door deze extra slinger rond het park groeide lijn 2 uit tot een populair gezinsuitje. In de weekenden puilden de rijtuigen uit. Kassa voor het trambedrijf!

Laatste ronde
Met de opkomst van de lijnbussen eind jaren twintig braken de magere jaren aan voor de tram. Zelfs een aftakking via de Adriaen van Ostadelaan langs het nieuwe Diakonessenhuis mocht niet baten: op 30 september 1938 reed de tram zijn laatste rondje Oost.

[i] Bron: De tram in Utrecht, Dr. A. van Hulzen (uitgeverij Matrijs)

Tramlijn 2 reed in de jaren 30 door de Stadhouderslaan – Het Utrechts Archief

Stolberglaan

De lommerrijke Stolberglaan had een drukke invalsweg kúnnen zijn. Dankzij bewonersprotest en het Rosarium is het er nog altijd rustig wonen, zo in de luwte van begraafplaats St Barbara. Maar het had niet veel gescheeld. Bewoner Rudo den Hartog schreef een boek over de woelige historie van de laan.

Rosarium topattractie
Na 1900 breidde de stad in hoog tempo uit voorbij het net geopende Wilhelminapark. Nieuwe straten werden uit de grond gestampt met namen als Koningslaan, Mauritsstraat en Frederik Hendrikstraat. In 1913 opende ook het Rosarium, een openbare rozentuin, dat uitgroeide tot een drukke attractie, mede door de aanvoer van bezoekers door tramlijn 2.

Plan Berlage
In opdracht van Burgemeester Fockema Andreae maakte de bekende stedenbouwkundige Berlage een uitbreidingsplan dat vooruitliep op de snelle groei van de stad. Hij voorzag zelfs een vliegveld in Oost! De tegenwoordige Stolberglaan was toen nog slechts een naamloos pad richting de polder en de daar gelegen schaatsbaan Vooruit. Berlage wilde er een brede weg van maken richting De Bilt en Zeist, langs het fort De Bilt. Echter lag het populaire Rosarium letterlijk in de weg. Verplaatsen of opdoeken stuitte op verzet in de lokale politiek. En ook Defensie was tegen: die wilde geen autoweg in de schootsvelden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Wonen op stand
Toch zag bouwondernemer Arie Godijn kansen voor woningbouw in de plannen van Berlage. Hij kreeg toestemming om 27 huizen te bouwen achter de Nassaustraat, te bereiken via de nieuw aan te leggen Graaf Adolfstraat, een verlenging van de Frederik Hendrikstraat. Het hoekhuis Nassaustraat 42 moest wel worden gesloopt om ruimte te maken (de ontsluiting achterlangs het Rosarium kwam pas na de oorlog). Bij oplevering in 1931 kon je een woning kopen voor 16.500 gulden of huren voor 1.100 per jaar. Dan woonde je in een van de duurste straten in Oost, ‘nabij park en tram’, zoals een advertentie aanprees.

Laan met bospad
Het plan van Berlage ging uiteindelijk aan Oost voorbij, maar in 1961 kwam de opvolger: het plan Feuchtinger. Dat voorzag in sloop van een groot deel van Oost om brede invalswegen richting het nieuwe winkelcentrum Hoog Catharijne aan te leggen. De watergang tussen de Stolberglaan en St Barbara werd daarvoor alvast gedempt, en de begraafplaats moest een strook grond inleveren. Ook dit uitbreidingsplan sneuvelde, mede door fel verzet van bewoners die met succes wezen op de ecologische waarde van de groenstrook, wat later is bevestigd en vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Wilhelminapark en omgeving’. Door de ‘gronddeal’ werd de groenstrook, in de volkmond ’t Landje genoemd, wel breder. Over de gedempte sloot loopt nu een bospad, welbekend bij wandelaars richting Bloeyendael.

Leestip: De Schaal van De Lerma over de bewogen periode van de Stolberglaan tijdens de bezetting 1940-45

Alleen via de Graaf Adolfstraat kon je de nieuwe Stolberglaan bereiken (1930) – Het Utrechts Archief
Plan Berlage / Holsboer 1920 (uitsnede)

Het Luie End

Aan de ene kant legge ze, aan de andere kant zitten ze, zo spreekt de volksmond over het kruispunt Gansstraat met de Oosterspoorbaan. De ligplaats is algemene begraafplaats Soestbergen, de zitplek de oude gevangenis, waar in 1978 de observatiekliniek van het Pieter Baancentrum is aangebouwd. De kliniek is in 2018 verhuist naar Almere en projectontwikkelaar Kondorwessels gaat er een bruisende plek voor wonen, ondernemen en kunst van maken.

Begraafplaats Soestbergen
Napoleon verbood in 1806 het begraven in kerken en droeg gemeentes op om dodenakkers buiten de stad aan te leggen. In 1829 kocht Utrecht het buitenhuis Soestbergen plus een aanpalend stuk grond. Het huis werd verbouwd tot kantoor. Landschapsarchitect Zocher ontwierp de begraafplaats in Engelse Landschapsstijl met doorkijkjes, slingerende paden en stemmige beplanting. Het werd een plek om te mijmeren over een overleden dierbare of stil te staan bij een belangrijk persoon. De oplopende grafheuvel (rotonde) is uniek in Europa. Daar werden de notabelen begraven die verontwaardigd waren dat ze niet meer in de kerk mochten worden bijgezet. De grafheuvel bood nieuwe status.

Pieter Baancentrum
De oude gevangenis met diverse dienstwoningen is gebouwd in 1897. In de oorlogsjaren 40-45 functioneerde het als Kriegswehrgefängnis waar o.a. verzetsvrouw Truus van Lier werd verhoord na haar arrestatie. De Duitsers breidden uit met een lange houten barak aan de kant van de Kromme Rijn.
In 1949 betrok het Rijksobservatorium voor Criminele Geestesgestoorden een deel van de gebouwen, en vernieuwing van het gevangeniswezen. Zo’n 50 patiënten konden gedurende zes weken geobserveerd worden. De forensisch psychiater Pieter Baan (1912-1975) had de medische leiding van de observatiekliniek. In 1978 breidde de kliniek uit met betonnen nieuwbouw en kreeg de kliniek de naam van de overleden grondlegger: Pieter Baancentrum. Mohammed B., Volkert van der G. en Lucia de B. zijn bekende ‘initialen’ die hier zijn onderzocht in hoeverre ze toerekeningsvatbaar waren ten tijden van hun daden, wat een rechter mee kan wegen bij de straf.

Psychiater Piet Baan te midden van zijn team.
De lichtblauwe daken zijn de oude gevangenis en barak; Onderin het in 1978 gebouwde Pieter Baancentrum
De grafheuvel (rotonde) van Soestbergen – Foto: Het Utrechts Archief