Categoriearchief: historie

De Nova Zemblabuurt

De Nova Zemblabuurt telt slechts zes straten en ligt enigszins afgelegen, ingeklemd tussen de Oosterspoorlijn, Biltstraat en Voorveldse polder (Hotel Mitland). Officieel geen Oost, maar het voelt wel zo, dus krijgen ze – op eigen verzoek – wél de Oostkrant. De ook niet-officiële buurtnaam Nova Zembla verwijst naar de expeditie van de stoere zeevaarders Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck, die in 1596 met hun schip strandden op het noordelijke eiland Nova Zembla. De bemanning overleefde (ternauwernood) de ijskoude winter door van wrakhout het Behouden Huys te bouwen, een heroïsch verhaal. Niet alleen een studentenhuis in een van de straten houdt de naam in ere, de hele buurt zet zich in om het hier leefbaar te houden, zeker ook voor kinderen.

Actie tegen de taxi
Jos van Beurden woont in de Willem Barentszstraat (bij de minibieb) en schreef tien jaar geleden met twee buurtgenoten een boek over de geschiedenis van de Nova Zemblabuurt met de alleszeggende titel ‘Buurt’: “Hoewel de meeste huizen al eind 19de eeuw zijn gebouwd, en de flats in de jaren 50, is het sterke buurtgevoel zoals we dat nu kennen vooral ontstaan in de jaren 80. Bewoners voerden destijds actie tegen toenemend sluipverkeer, vooral taxi’s, die vanaf Hotel Mitland door de Willem Barentszstraat naar de Biltstraat raceten. Begin jaren 90 nam het aantal gezinnen met jonge kinderen snel toe en groeide de bereidheid om actie te voeren voor een leefbare buurt. Bewoners richtten Buurtcomité Nova Zembla op en gingen de barricade op voor een autoluwe buurt met verkeersdrempels, geen hoogbouw bij overbuurman hotel Mitland, beter onderhoud van de buitenruimte en meer speelplek voor de kinderen. Roerige tijden! Met het hotel zijn we er als buurt overigens goed uitgekomen.”

Buurtplein met logo
“Een fijne bijkomstigheid van alle acties en overleggen: het bracht bewoners bij elkaar. In 1994 organiseerden we zelfs een eerste buurtfeest met kleurrijk circus, zeemanskoor en 200 disgenoten aan lange tafels. Het tussenstraatje dat is vernoemd naar Heemskerk is sindsdien onze centrale ontmoetingsplek, ook wel het Nova Zemblaplein genoemd, te herkennen aan ons eigen buurtlogo. Elk jaar een buurtfeest, veel activiteiten tussendoor, een actieve groengroep en voor kinderen een fijne plek om te spelen. Je zou het plein nu óns Behouden Huys kunnen noemen.”

Meer info: www.novazemblabla.nl

Links het station Biltstraat van de Oosterspoorlijn op de hoek met de Buys Ballotstraat, een van de straten van de Nova Zemblabuurt. Gebouwd in 1885 om een aansluiting te maken met de drukke tramlijn naar Zeist. Het station verloor in de jaren 30 haar functie en werd in 1963 gesloopt. De wig tussen de twee sporen op deze plek is herinnert nog aan dit drukke vervoersknooppunt – Foto: Het Utrechts Archief @1930
Jos van Beurden met het boek ‘Buurt’ (2015) over de Nova Zemblabuurt, te bestellen via jos.vanbeurden@inter.nl.net
Actiepamflet uit 1992

Elck Wat Wils

De Elck Wat Wils viert haar eeuwfeest. Al meer dan honderd jaar is de woningbouwvereniging rond de lange Jacob van Ruisdaelstraat in de Schildersbuurt zelfstandig, een knappe prestatie! Ondanks toenemende en vooral ingewikkelde regelgeving weten de bewoners – vooralsnog – uit de handen van de grote corporaties te blijven, iets wat de ‘buren’ WBV Utrecht (Hobbemastraat) en het Nieuwe Woonhuis (Rembrandtkade) niet lukte. Bij Elck Wat Wils zijn ze nog baas in eigen huis.

Betaalbaar wonen
De moeielijkheden bleken vele en groote’, zo schreef voorzitter Boomsma van de jonge woningbouwvereniging Elck Wat Wils in het jaarverslag van 1920. Gedoe met grondaankoop, lastige onderhandeling met de gemeente en terugkrabbelende leden toen er startkapitaal gestort moest worden … de woningbouw rond de Jacob van Ruisdaelstraat kwam slechts met horten en stoten op gang. Maar uiteindelijk werd in 1924 het laatste woonblok opgeleverd, tot vreugde van de leden, allen middenstanders (leraren, ambtenaren, kantoorpersoneel, winkeliers), die na lang wachten een fatsoenlijke, betaalbare woning konden betrekken in de opkomende Schildersbuurt. Ze verkeerden in goed gezelschap, want in diezelfde tijd werden in de buurt nóg drie bouwverenigingen voor middenstanders opgericht: de B.A.N.S., WBV Utrecht en Het Nieuwe Woonhuis.

Winkel om de hoek
Het bouwplan voorzag in 86 woningen: 38 bovenwoningen, 27 benedenwoningen en 21 gezinswoningen met voortuin, dus voor elck wat wils! Het gros met adres Jacob van Ruisdael (nr 10-56 en 9-71) en Frans Hals (nr 34-50 en 53-63), het restant op Gerard Dou 48, Herman Saftleven (nr 1 en 2), Pieter Saenredam (nr 21, 23 en 28) en Hendrick de Keijser (47-65). Voor de dagelijkse boodschappen had de vereniging op de hoeken ook ruimte gemaakt voor enkele buurtwinkels.

Koop lokaal
Deze winkeliers kenden met name in de crisisjaren 30 moeilijke tijden, zozeer dat het bestuur in 1937 in een nieuwsbrief haar leden/huurders op het hart drukte om deze winkels ‘bij Uwe inkopen niet te vergeten’. Gepromoot werden kruidenier Hoogenboom (JvR 17), melkhandel Frits Schalij (JvR 28), stoffeerder Baarspul (JvR 26), rijwielstalling & reparatie Boekee (JvR 19, bijnaam ‘De Knutselaar’) en tabakszaak Van Werven (JvR 20). Ondanks alle aanmoedigingen zijn alle winkelpanden in de loop der tijd tot woning omgebouwd.

Lees meer over de historie in het jubileumboekje 1920 -1995

Hoekwoning Frans Halsstraat 53, waar vanaf 1924 voorzitter R. Boomsma woonde. Zijn dochter Stina Sophia plaatste een gedenksteen in de zijmuur, die een loden koker met oorkonde afdekt – foto: Het Utrechts Archief
Filiaal van bakkerswinkel De Korenschoof op de hoek van de Jacob van Ruisdaelstraat 18 rond 1930 – foto: Het Utrechts Archief

Het Luie End

Aan de ene kant legge ze, aan de andere kant zitten ze, zo spreekt de volksmond over het kruispunt Gansstraat met de Oosterspoorbaan. De ligplaats is algemene begraafplaats Soestbergen, de zitplek de oude gevangenis, waar in 1978 de observatiekliniek van het Pieter Baancentrum is aangebouwd. De kliniek is in 2018 verhuist naar Almere en projectontwikkelaar Kondorwessels gaat er een bruisende plek voor wonen, ondernemen en kunst van maken.

Begraafplaats Soestbergen
Napoleon verbood in 1806 het begraven in kerken en droeg gemeentes op om dodenakkers buiten de stad aan te leggen. In 1829 kocht Utrecht het buitenhuis Soestbergen plus een aanpalend stuk grond. Het huis werd verbouwd tot kantoor. Landschapsarchitect Zocher ontwierp de begraafplaats in Engelse Landschapsstijl met doorkijkjes, slingerende paden en stemmige beplanting. Het werd een plek om te mijmeren over een overleden dierbare of stil te staan bij een belangrijk persoon. De oplopende grafheuvel (rotonde) is uniek in Europa. Daar werden de notabelen begraven die verontwaardigd waren dat ze niet meer in de kerk mochten worden bijgezet. De grafheuvel bood nieuwe status.

Pieter Baancentrum
De oude gevangenis met diverse dienstwoningen is gebouwd in 1897. In de oorlogsjaren 40-45 functioneerde het als Kriegswehrgefängnis waar o.a. verzetsvrouw Truus van Lier werd verhoord na haar arrestatie. De Duitsers breidden uit met een lange houten barak aan de kant van de Kromme Rijn.
In 1949 betrok het Rijksobservatorium voor Criminele Geestesgestoorden een deel van de gebouwen, en vernieuwing van het gevangeniswezen. Zo’n 50 patiënten konden gedurende zes weken geobserveerd worden. De forensisch psychiater Pieter Baan (1912-1975) had de medische leiding van de observatiekliniek. In 1978 breidde de kliniek uit met betonnen nieuwbouw en kreeg de kliniek de naam van de overleden grondlegger: Pieter Baancentrum. Mohammed B., Volkert van der G. en Lucia de B. zijn bekende ‘initialen’ die hier zijn onderzocht in hoeverre ze toerekeningsvatbaar waren ten tijden van hun daden, wat een rechter mee kan wegen bij de straf.

Psychiater Piet Baan te midden van zijn team.
De lichtblauwe daken zijn de oude gevangenis en barak; Onderin het in 1978 gebouwde Pieter Baancentrum
De grafheuvel (rotonde) van Soestbergen – Foto: Het Utrechts Archief

Fockema Andreae

De brede Fockema Andreaelaan herbergt bekende instellingen, waaronder het Bonifatius College, de Spoedeisende Hulp van het Diakonessenhuis en de nieuwe wooncampus De Kwekerij. Deze zijn van groot maatschappelijk belang en passen goed bij de naamgever van de straat: Joachimus Pieter Fockema Andreae (1879-1949), wiens aanzienlijke staat van dienst zich uitstrekte van wethouder Openbare Werken vanaf 1907 tot aan het burgemeesterschap van 1914 tot 1933.

Modern Oost
Stedenbouw, grondpolitiek, woningbouw, stadsontwikkeling … allemaal termen die begin 20ste eeuw in zwang raakten, toen de overheid meer regie ging nemen bij de ruimtelijke ordening van ons land. Fockema Andreae had een uitgesproken afkeer van speculanten die historische gebouwen sloopten ten gunste van – in zijn ogen – smakeloze nieuwbouw. Hij zette zich daarom in voor behoud en restauratie van monumenten, zoals de Domtoren, terwijl hij tegelijkertijd modernisering en uitbreiding van de stad buiten de singels nastreefde. Zo kreeg het ‘moderne’ Oost haar Schildersbuurt, het Stedelijk Gymnasium aan de Homeruslaan en het Diaconessenhuis (toen nog met een c geschreven).

Stichter van Oud-Utrecht
Fockema Andreae geldt ook als stichter van de vereniging Oud-Utrecht, die zich al een eeuw lang inzet voor onderzoek en behoud van erfgoed in Utrecht. Recentelijk schreef historicus Maarten Brinkman in het jubileumnummer van het gelijknamige tijdschrift over Fockema Andreae, die tot aan zijn overlijden in 1949 ook erevoorzitter was van Oud-Utrecht. De destijds zeer populaire burgemeester had namelijk een grote passie voor erfgoed en stedenbouw. Zijn motto: behoud bestaand stedenschoon en bouw tevens nieuwe stedelijke schoonheid.

Lees het hele artikel van Maarten Brinkman uit het jubileumnummer van Tijdschrift Oud-Utrecht, met als thema ‘100 jaar passie voor Utrecht’ (juni 2023)

In 1926 schonk de burgerij van Utrecht een bank in het Wilhelminapark ter gelegenheid van 12,5 jaar burgemeesterschap van Fockema Andreae – Foto: Het Utrechts Archief
Het Bonifatius College zit aan de Fockema Andreaelaan – foto Arnoud Wolff
Fockema Andreae in zijn laatste jaar als burgemeester (1933) – Foto: Het Utrechts Archief

Burgemeester Reigerstraat

De naamgever van de Burgemeester Reigerstraat kreeg in 1909 kort na zijn overlijden een borstbeeld aan de Maliebaan. Bernardus Reiger werd in 1845 geboren in Groningen, begon als ondernemer (hij was firmant in een beetwortelsuikerfabriek), kwam in 1877 in de Utrechtse gemeenteraad, om in 1891 benoemd te worden tot burgemeester, de functie die hij tot aan zijn dood in 1909 bekleedde.

Parken, trams en armenzorg
In die tijd breidde de stad uit buiten de singel en kwam met name Utrecht-Oost, tot dan toe voornamelijk hoveniersgebied, tot ontwikkeling. Reiger was nauw betrokken bij de aanleg van parken, een elektriciteitscentrale en een tramnetwerk (ook in Oost). Ook zorgde hij dat veel huizen (ook van de ‘kleine man’) een gasaansluiting kregen. Hij wordt geroemd als bekwaam bestuurder en een man van groot gewicht (ook letterlijk) die zich als liberaal politicus niet alleen inzette voor het bedrijfsleven maar ook voor bijvoorbeeld de armenzorg.

Burgemeester Reigerstraat
De aanleg van de Oosterspoorlijn in 1874 doorsneed de drie Baanstegen die haaks op de Maliebaan het hoveniersgebied inliepen. De derde (meest noordelijke) Baansteeg kreeg een spoorwegovergang. Onder de rooilijnverordening werd de Derde Baansteeg in 1909 verbreed, verhard en in 1911 als hommage aan de burgemeester hernoemd tot Burgemeester Reigerstraat. Het laatste stuk vanaf Oudwijkerdwarsstraat richting de Nicolaasweg heet nog altijd Baanstraat. Overigens werd in 1913 onder de rooilijnverordening ook de Nachtegaalstraat verbreed om dezelfde reden: een goede doorgang maken van binnenstad naar het Wilhelminapark en omgeving.

Buurt: Maliebaan | kaart
Foto’s Het Utrechts Archief

Baanstraat in 1910 (met trambaan)

Oorlogsdrama Rosarium

Elk jaar leggen leden van het 4 en 7 mei comité ter herdenking een krans bij het monument aan de Prinses Marijkelaan, de straat tussen het Wilhelminapark en het Rosarium. Op de groene plaquette staan de namen van tien buurtgenoten die in de ochtend van 7 mei 1945 omkwamen bij het zogenoemde ‘Drama bij het Rosarium’.

Op zoek naar Anton Mussert
Nederland viert op 5 mei 1945 de bevrijding van het Duitse bezetting, maar pas op 7 mei was Utrecht aan de beurt. Luttele uren voordat de bevrijders die dag via de Berekuil de stad zouden binnenrijden, ging een groep van dertien Binnenlandse Strijdkrachten (BS) op weg naar hun meldpunt aan de Maliebaan. Ze kwamen langs het huis van NSB-leider Mussert. Die woonde aan wat sinds 1954 de Prinses Marijkelaan heet, maar tijdens de bezetting de naam Nassaulaan droeg, net zoals het Wilhelminapark tijdelijk Nassaupark heette.

Bloederig slagveld
De mannen hadden zich verzameld bij de drogisterij De Zwijger van Wim Thies op de Willem de Zwijgerstraat, tevens een illegaal wapendepot van het verzet. Via de Stadhouderslaan liepen ze richting het Rosarium. Blauwe overall, oranje-blauwe armband, helm op en pistool in de hand. Plots klonk een geweerschot en begonnen Duitse soldaten vanuit het park gericht te schieten op de groep BS’ers. Ook het luchtafweergeschut op St Barbara begint te vuren (kogelgaten van de afzwaaiers zitten nog in de gevel van Stolberglaan nr 19). Tien mannen overleden ter plekke, twee wisten te ontkomen. Eén had geluk: hij was onderweg achterop geraakt en ontsprong de dans. Zo werd de omgeving rond het Rosarium luttele uren vóór de daadwerkelijke bevrijding een bloederig slagveld met fatale afloop voor tien buurtgenoten.

Wat er precies gebeurde op deze donkere dag in Oost? Bekijk de reconstructie youtu.be/pYsEer7e_O8

Locatie: oorlogsmonument Rosarium

Een groep Binnenlandse Strijdkrachten voor het huis Hendrik de Keizerstraat 45, daags voor de schietpartij bij het Rosarium. Daarbij kwamen 10 van hen om het leven – Het Utrechts Archief

Stevens Fundatie

De Stevens-Fundatie aan de huidige Kruisstraat was een hofje met 50 vrijwoningen (zonder huur) bestemd voor protestantse getrouwde ambachtslieden, in 1860 gesticht uit de nalatenschap van notaris Gerard Stevens (1807-1857). In 1968 is het ondanks felle protesten grotendeels gesloopt, slechts het hoofdgebouw op de hoek Kruisstraat – Biltstraat (waar nu de bussen doorheen denderen) staat nog overeind. Je herkent het aan de grote letters ‘Stevens-Fundatie’ op de voorgevel.

Cholera uitbraak
Tijdens grote cholera uitbraak in 1866 speelde de fundatie een opvallende rol. De stad Utrecht werd zwaar geraakt, 5x meer doden dan het landelijk gemiddelde. Vooral in overbevolkte buurten als Wijk C. Maar aan de bewoners van de fundatie ging de uitbraak voorbij. De architectuur van Van Lunteren bleek de redding: de beneden etages bestonden uit één kamer, zodat de woningen goed konden doorluchten.
En heel vooruitstrevend voor die tijd: drinkwater kwam uit twee pompen op het voorterrein, terwijl de wasruimte achter het gebouw was. Die scheiding bleek een cruciale verdedigingslinie tegen de cholerabacillen. De landelijke overheid besloot daarop hygiëne in de volkshuisvesting de hoogste prioriteit te geven.

Studentenhuisvesting
In de jaren 30 werd de Kruissteeg te smal voor het toegenomen autoverkeer naar de nieuwe overburen zoals de Rijks HBS (nu Parnassos) en de Park Tivoli. In 1955 ‘pikte’ de gemeente de voortuin van het hofje in en verbreedde de weg. Het oog viel op het héle hofje toen Tivoli ruimte zocht voor een nieuwe concerthal. De gemeente kocht de fundatie daarom in 1959 op. De uitbreidingsplannen van Tivoli verdwenen echter in de prullenbak na aankondiging van het nieuw te bouwen muziekcentrum Vredenburg. Via de SSH mochten er tijdelijk studenten wonen, voor hen een paradijs op aarde vanwege de grote groene binnentuin. Sloop konden ze later ondanks protesten niet tegenhouden. Op het hoofdgebouw na ging alles in 1968 plat.

Rijksmonumentale waterpompen
Na de sloop bleef het braakliggende terrein jarenlang een sjofele parkeerplaats, totdat er een complex voor sociale woningbouw werd neergezet, bovenop de nieuwe parkeergarage voor de nabijgelegen schouwburg. De twee waterpompen werden tot rijksmonument verklaard en kregen een plek bij de Jacobikerk.

Het nog bestaande hoofdgebouw aan de Kruissteeg (nu Kruisstraat), gezien vanuit de Biltstraat – Foto: Het Utrechts Archief
Het verderop aan de Kruissteeg gelegen Concertgebouw Tivoli in 1929 – Foto: Het Utrechts Archief

Hoveniers van Oost

Utrecht, en zeker Oost, heeft een rijke tuindershistorie. Zo was Abstede eeuwenlang de moestuin van de oude ommuurde stad. Toen de stad ging uitbreiden buiten de grachten, schoven de hoveniers (Utrechtse naam voor tuinders) steeds verder op, tot aan Maarschalkerweerd toe. De buitenexpositie op Koningshof laat deze rijke geschiedenis zien.

Hoveniers
Oost was eeuwenlang de groentetuin van de bemuurde stad. Op de vruchtbare klei van de Kromme Rijn en zijtakken als de Minstroom was het goed tuinieren. De tuinders werden hoveniers genoemd, afgeleid van ‘de hof’, een smalle, langgerekte moestuin achter het huis. Bewoners tuinierden lange tijd binnen de stadsmuren, maar vanaf de 17de eeuw steeds meer erbuiten. Zoals in het Absteder buitengerecht (buurt met enkele stadse rechten) dat net buiten de Tolsteegpoort lag, een van de vier hoofdingangen van de stad. Bekende hoveniersfamilies in Abstede waren Agterberg, Jongerius, Koot en van Zijl.

Vruchtbare grond
De hoveniers in Abstede legden zich toe op winterspinazie en rode kool, gewassen die al vroeg in het voorjaar geoogst konden worden. Zo konden ze in de zomer en het najaar weer andere gewassen als bladgroenten, uien en prei telen. De vruchtbare gronden van Abstede leverden het hele jaar door opbrengst. De oogst werd met paard en wagen of hondenkar naar de markten in de stad gebracht, of verkocht aan de deur. Later nam de klokveiling (Paardenveld, later Croeselaan) de rol van handelsplaats over.

Einde groenteveiling
De stad breidde vanaf de 19de eeuw snel uit buiten de singels en de hoveniers schoven – gedwongen door oprukkende industrie en woningbouw – steeds verder op richting het buitengebied Maarschalkerweerd. Toen de Utrechtse groenteveiling eind 20ste eeuw haar deuren sloot, verdwenen ook de laatste hoveniers uit de stad. Groente en fruit kwamen inmiddels vanuit de hele wereld naar Utrecht.

Expositie Utrechtse hoveniers
Koningshof, dat is gevestigd in en rond de oude kassen van de bekende hoveniersfamilie Jongerius, zet zich in om het groene erfgoed van de hoveniers levend te houden. Zo kun je langs de moestuinen de buitenexpositie met titel ‘De hoveniers van Utrecht’ bekijken. Aan de hand van panelen met oude foto’s, prenten, landkaarten en anekdotes kun je de ontwikkeling door de eeuwen stap voor stap heen volgen. Verhalen over harde winterspinazie en rode kool, bijnamen als De Bril, De Blauwe en De Kraaij, de veiling en de rol van de katholieke kerk. Een aanrader voor wie wil begrijpen waarom bijvoorbeeld Oost zo’n merkwaardig stratenplan heeft en in het straatbeeld nog zoveel oude boerderijen en moestuinen zijn te zien.

Bekijk de expositie ook digitaal.

Hovenier met groentekar op de Notebomenlaan rond 1900 – Het Utrechts Archief
Tuinders aan het werk op een hof achter de Maliebaan 1860 – Het Utrechts Archief
Hovenierswoningen langs de Abstederdijk in 1829 – Het Utrechts Archief
Infopanelen op een typische éénruiter moesbak – Arnoud Wolff
Hoveniersgeschiedenis in Oost, speciale uitgave van Afdeling Erfgoed (2010)

Oosterbuurt

Ingeklemd tussen de Minstroom, Oosterstraat en Oudwijkerdwarsstraat ligt de Oosterbuurt. Honderd huizen, en van oudsher een sterk buurtgevoel. Toen in de jaren 50 Utrecht grootse plannen had om de binnenstad, met name Hoog Catharijne, via brede invalswegen beter bereikbaar te maken, dreigde grootschalige sloop van dit buurtje. De Oosterbuurt lag letterlijk in de weg. De gemeente begon de oude panden op te kopen en liet die verkrotten in afwachting van de sloopkogel.

Roerige jaren 70 en 80
Maar de buurt kwam in opstand. Actiegroepen werden opgericht en er volgden protestacties, ronkende buurtberichten, felle juridische procedures en luidkeelse aanwezigheid bij raadsvergaderingen. Toen in 1971 de Raad van State een streep door de plannen voor brede invalswegen zette, leek de strijd gestreden. Toch besloot de gemeente de sloopplannen door te zetten, maar nu voor nieuwbouw, wat voor bewoners hogere huren zou betekenen.

Verzoening
De protesten laaiden opnieuw op. Woningen werden gekraakt en door de gemeente weer ontruimd, het waren roerige tijden. Pas in 1983 trok de gemeente de sloopplannen in en luwde de strijd. Op 15 mei 1985 metselde gemeente en buurtcomité als teken van verzoening een gedenksteen in de gevel van Zonstraat 28 met de tekst ‘Hier rust het ongenoegen van de Oosterbuurt’. Achter de steen ligt de afstudeerscriptie uit 1984 van rechtenstudent Gerben Schuhmacher over de strijd in de jaren 70 en 80.

Strijd tegen uitponden
In 2019 hing het opnieuw actief geworden buurtcomité een spandoek aan de gevel van Zonstraat 21 om het uitponden (verkopen van een huurwoning als de huurder vertrekt) door Mitros (sinds 2023 Woonin) te stoppen. De Utrechtse woningcorporatie heeft de in de jaren 70 en 80 opgekochte woningen onder haar hoede. Nu de huizenprijzen fors gestegen zijn, wil zij bezit verkopen om elders in de stad (goedkoper) nieuw te kunnen bouwen. De buurt vreest echter aantasting van het buurtgevoel en protesteert. Oude tijden herleven! En opnieuw met succes: Mitros zegde toe tot 2024 te stoppen met uitponden in de Oosterbuurt.

Muurgedicht en tegeltableau
In juli 2020, precies 35 jaar nadat de buurt de strijd om haar bestaan won, onthulde wethouder Diepeveen in het bijzijn van leden van het buurtcomité en dichter Peter Drehmanns een gevelgedicht op de zijgevel in de Zonstraat. In 2021 volgde een tegeltableau met een archieffoto van de Zonstraat uit 1910 en in 2023 een paneel met de historie van de Oosterbuurt. Met deze symbolen houdt de Oosterbuurt de herinnering levend aan een lange strijd.

Lees hier het (digitale) boek Oosterbuurt, een buurt die wist te winnen (1986)

Actievoerders en wethouder plaatsen een gedenksteen (1985) – Foto: Het Utrechts Archief

Eerste Ambachtsschool

In 1877 kreek Utrecht in navolging van Rotterdam en Amsterdam een ambachtsschool met drie lesjaren, een aanvulling op de al bestaande tweejarige vakopleiding, de Burger-Dagschool. Het particuliere initiatief kwam van de Vereniging tot Bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid. Het hoofdbeginsel was ‘bij den knaap den grond te leggen, waarop hij zich later kan vormen tot bekwaam en degelijk ambachtsman.’ Praktische vorming mét technische kennis.

Eerste Utrechtse Ambachtsschool
De vereniging huurde voor de eerste 22 leerlingen een lokaal in de Donkerstraat in de Binnenstad. Zes jaar later, na onstuimige groei, bouwde ze in 1883 op de oude hoveniersgronden tussen het Schoolplein en de Maliesingel een groot pand met praktijklokalen waar aanstaande timmerlieden, meubelmakers, smeden, schilders en machinebankwerkers het vak konden leren. De leerlingen namen een groot deel van de bouw zelf voor hun rekening, een eerste kennismaking met de praktijk.

Koninklijk bezoek
In 1907 kreeg de school ter gelegenheid van 30-jarig jubileum koninklijk bezoek: koningin-moeder Emma bezocht per koets de feestelijke Tentoonstelling van Schoolwerk. De ambachtsschool stond in hoog aanzien! De technische school was decennia lang de enige in de stad. Later bekend onder de naam LTS, de Lagere Technische School. In de jaren 70 trad het verval in. De duizend leerlingen kregen inmiddels onderwijs in een lekkend en stinkend gebouw, bepaald geen reclame voor vakonderwijs.

School wordt wooncomplex
In 1979 werd het schoolgebouw gesloopt door de firma C.A. Van Vliet, die balken en vloerdelen handmatig verwijderde en verkocht als hergebruikt bouwmateriaal. Alleen de oude directeurswoning (nu: Joke Smitplein 119), de conciërgewoning (nu: Maliesingel 11A) en het ooit door leerlingen zelf gemaakte ijzeren toegangshek langs de Schoolstraat bleven behouden. De grond lag jarenlang braak, pas in 1986 werden rondom een nieuw plein 120 nieuwe woningen in diverse formaten opgeleverd, een mix van sociale huur (86) en koop (34).

Joke Smit
De (mannelijke) straatnamencommissie van Utrecht wilde het nieuwe plein vernoemen naar Andries van Hulzen, een voormalig leraar smeedwerk van de ambachtsschool. Maar de nieuwe bewoners verwierpen dat idee. Ze opperden de naam van de Utrechtse Joke Smit (1933-1981), een icoon van het feminisme en in 1968 oprichter (samen met Hedy d’Ancona) van de Man Vrouw Maatschappij (MVM). De tijden waren veranderd.

Barcelona in Oost
Het plein speelt sindsdien een centrale rol in het sociale leven van de bewoners. In 2004 maakte kunstenaar Anook Cleonne Visser op verzoek een ontwerp voor een unieke slingerbank bekleed met blauw mozaïek. De naam: Sitting At The Dock Of The Bay. De bank werd bekleed met mozaïek a la Gaudi: Barcelona in Oost! Ook de uitvoering was bijzonder, want ROC-leerlingen namen het metselwerk voor hun rekening, geheel in de geest van de oude ambachtsschool.

Ambachtsschool aan het Schoolplein in 1902, wat sinds 1986 Joke Smitplein heet. Hel;emaal links de directeurswoning – Het Utrechts Archief
Oude hovenierswoning Maliesingel 11. Op het kavel aan de achterkant werd in 1877 de Ambachtsschool gebouwd. Het gemeentelijke monument heeft de kenmerkende ritme van 2×2 ramen met voordeur en een mansardedak. Om het eenvoudige huisje cachet te geven is de voordeur omlijst.