Categoriearchief: columns

Arend Hosman

Nu die langverwachte zomer op zijn eind loopt denk ik aan de winter, en aan de winters van toen. In de jaren zeventig en tachtig groeide ik op aan de Stadhouderslaan. Geen winter ging voorbij zonder dat er geschaatst werd in het Wilhelminapark. Als ‘puber on ice’ wilde je laten zien dat je ook op ijzers een hele vent was. Maar uiteindelijk kon er maar één iemand echt schaatsen en dat was meneer Van de Ven, eigenaar van de buurtsuper in de Dillenburgstraat.

Er waren vier winkels in dat kleine straatje. Een groenteboer, gerund door een oudere vrouw in bloemetjesjurk en haar bebaarde zoon, een mopperende sigarenboer, een bakker waar twee vriendelijke dames je brood sneden, en natuurlijk buurtsuper Van de Ven. Mevrouw Van de Ven deed kaas en vlees, meneer Van de Ven bestierde de kassa.

Zodra je in het park kon schaatsen, offerde Meneer van de Ven er graag zijn lunchpauze aan op. Dat schaatsen deed hij niet voor de lol. Hij trok niet op noren lange banen door het park, evenmin fladderde hij doelloos als een kind over het ijs. Nee, Van de Ven reed altijd een perfecte acht. Steevast begon hij op hetzelfde punt. Op zijn linkerbeen reed hij de onderste cirkel, op zijn rechter de bovenste. En dat een halfuur lang, waarna hij zijn schaatsen uittrok om terug te keren naar de kassa.

Toegegeven, de kans op ijs wordt alsmaar kleiner. Maar als het zo ver is, dan zal ik het proberen. Dan ga ik voor de perfecte acht.

Arend Hosman is uitgeefdirecteur van Alfabet Uitgevers in Amsterdam en woont in de Oudwijkerlaan (Oudwijk-Noord).

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021

Anna Woltz

Er was een tijd dat zelfs peuters een overvolle agenda hadden: kinderdagverblijf, Nijntje Museum met mama, Spoorwegmuseum met opa, tosti eten bij Buurten, ochtendje naar de bieb, middagje uitrazen in het gecapitonneerde klimrek van de Intratuin.

En toen kwam de eerste lockdown.

Kinderen die nog nooit een hele dag thuis waren geweest, zaten nu weken achter elkaar opgesloten in hun eigen buurt. En ouders hadden opeens allemaal hetzelfde programma: ze werkten thuis, hun kinderen waren thuis, grootouders bleven weg, een oppas durfde niemand die allereerste weken in te huren.

Er zat maar één ding op: we trokken naar de speeltuin. Massaal. En op anderhalve meter afstand leerde ik opeens mijn buren kennen. We wisselden nummers uit voor als de nood aan de man kwam en voor het eerst van mijn leven voelde ik me geen anoniem stadsmens, maar onderdeel van een gemeenschap.

De zon scheen altijd, die eerste maanden. Mijn tweejarige zoon en ik hoefden elke dag maar één ding te beslissen: wordt het Onze Speeltuin op de hoek, de Eendenspeeltuin in het Wilhelminapark, de Duivenspeeltuin aan de Singel, of toch De Babyschommel?

Natuurlijk snak ik allang weer naar Italiaanse pleintjes en hoge bergen. Maar voor altijd ligt er nu een speciale glans over mijn eigen buurt – het voelt bijna alsof ik hier zélf kind was. Die eindeloze, zonovergoten lummeldagen uit je eigen jeugd, toen de wereld langzamer leek te draaien en je simpelweg vrienden was met wie er toevallig in je straat woonde – die dagen heb ik nu zelf meegemaakt in de Watervogelbuurt.

Anna Woltz (1981) is kinderboekenschrijver en woont met haar zoontje in de Watervogelbuurt. Ze heeft 25 boeken op haar naam staan die vertaald zijn in 22 talen. Vorige maand verscheen haar nieuwe 12+ boek: De tunnel.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2021

Thijs van Es

De Galgenwaard wordt 85 jaar op 21 mei 2021. Het is onlosmakelijk verbonden met Oost. Eerst als omnisportstadion voor wielrennen, atletiek, turnen, windhondenwedstrijden en voetbal. En alweer 50 jaar het thuis van FC Utrecht. Een beeldbepalend sporticoon, bezocht door miljoenen mensen om te sporten en om sport te beleven. Een onmiskenbare plek voor velen, ook voor muziekliefhebbers, zoals tijdens het legendarische concert van Prince in 1987. En voor veel jeugd is het stadion een droom, in de hoop dat ze ooit voor hun stadsclub mogen spelen.

Maar het stadion is ook onderdeel van een topsportgebied met SV Kampong, Hellas, UZSC en VV Utrecht. Een groen gebied vol beleving waar veel buurtgenoten verblijven om zelf te sporten, sport te kijken en met vrienden en familie te zijn. En dat zal het blijven. Deze sportclubs gaan samenwerken onder de naam Sportcampus Traiectum, de oude naam van onze stad. Om kennis en faciliteiten te delen, maar ook om de (sport)beleving te versterken. De stad blijft doorbouwen met de ambitie om te groeien naar 400.000 inwoners, met naast het oude stadcentrum vier nieuwe centra, waarvan één rondom Stadion Galgenwaard. Hier komt meer ruimte voor wonen, werken, ontspannen en sport. De ‘groene long’ van de stad, waar iedereen kan sporten en ontspannen. Een zeer belangrijke fase voor de stad én Oost.

FC Utrecht zal zich hier volledig voor inzetten door bij te dragen aan de Sportcampus Traiectum en de ontwikkeling rondom Stadion Galgenwaard. En we blijven natuurlijk een goede buur in Oost! We hopen u snel weer te mogen laten genieten van juichende supporters, doorgaans goed te horen in de wijk.

Thijs van Es is sinds 2019 algemeen directeur van FC Utrecht en commissaris van de Eredivisie CV. Hij is sinds 2007 trotse bewoner van Oost.

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021.

John Taks

Dit is een bijzonder jaar. Zowel voor u, als voor ons, het Diakonessenhuis. Vorig jaar vierden we samen ons 175-jarig jubileum. Dat zou dit jaar door alle corona-maatregelen niet hebben gekund. De coronacrisis roept veel verdriet en ellende op. Maar door de crisis beseffen we ook hoe kwetsbaar we zijn en dat de enige oplossing is om er samen iets tegen te doen.

Deze crisis laat ons ervaren dat we lijden als we niet echt mens kunnen zijn. Doordat we afstand moeten houden en veel mensen alleen via een schermpje zien. Ook wij helpen nu een kwart van onze poliklinische patiënten via de telefoon of digitaal. Het werkt, maar toch voelen onze dokters en verpleegkundigen het gemis van het ‘normale’ contact. Want we willen dichtbij onze patiënten en hun naasten staan.

Ik ben ervan overtuigd dat we als buurtgenoten van Oost het verschil kunnen maken. Het verschil tussen een samenleving die angstig is en moppert, of een samenleving die trots is, open en hoopvol. Er gebeuren erg mooie dingen in onze wijk, zoals de samenwerking met bijvoorbeeld de huisartsen, wijkverpleging, fysiotherapeuten, het Gezondheidshuis en buurtprojecten als de AED’s en de buurtconciërge.

We willen uw buurtziekenhuis zijn, waar we u met de beste zorg behandelen als dat nodig is. Wij voelen ons thuis in deze mooie wijk en willen iedereen nogmaals hartelijk danken voor alle steunbetuigingen tijdens de eerste golf. Ik wens ik u allen het allerbeste en een goede gezondheid.

John Taks (1960) begon zijn loopbaan in de zorg als verpleegkundige en is sinds 2015 voorzitter van de Raad van Bestuur van het Diakonessenhuis.

Deze column verscheen in de Oostkrant van december 2020.

Annelien Bredenoord

Hoe vaak komt het voor dat bewoners in elke straat in Nederland zich het hoofd breken over dezelfde ethische dilemma’s? Door het Coronavirus werden wij allemaal geconfronteerd met lastige afwegingen: wel of niet een boodschap halen in de iets te krappe buurtsuper? Je kind wel of niet naar de crèche brengen? Wel of niet langs opa en oma fietsen? In tijden van social distancing bleek er meer dan ooit behoefte aan nabijheid. Dus gingen we videobellen met collega’s, familie en vrienden.

Daarnaast bleek een goede buur beter dan een verre vriend. Zo heeft onze straat veel balkons en voortuintjes. Door het aanhoudende mooie weer waren we veel buiten, soms in onze voortuintjes, soms op straat. Ook hier was het aftasten en afwegen; wat kan wel, wat kan niet?

Toen op een zaterdagmiddag er versterkte muziek klonk uit een van de voortuinen, nam een aantal straatgenoten het initiatief tot “#blijfthuisGDbalkonmuziek”. Een grote hit! Sindsdien genieten we om de week van een gezamenlijke Spotify afspeellijst met verschillende thema’s als songfestival, Nineties, France Chansons, metal en Nederlandse hits. Ook Koningsdag en 5 mei hebben we – binnen de grenzen van wat mogelijk was in tijden van Corona – met elkaar op straat gevierd.

De term social distancing is eigenlijk verkeerd gekozen! We deden aan physical distancing, en sociaal hielden we juist zo mín mogelijk afstand. In een fijne buurt kan dat.

Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2020

Annelien Bredenoord was op moment van schrijven hoogleraar Medische Ethiek aan het UMC Utrecht en Universiteit Utrecht. Daarnaast is ze senator en fractievoorzitter van D66 in de Eerste Kamer. Ze woont met vrouw Ayla en zoon Luca in de Gerard Doustraat

Margriet Oostveen

Het begon zo goedgemutst, deze buurt zou dit varkentje wel eens even wassen! Konden we nog net de zomervakantie in Italië halen! Nou ja, dat mislukte dus. Je hebt daadkrachtig taarten gebakken, geklust en getuinierd, alle puzzels gelegd. Mensen die weinig tegenslag kennen noemden volhouden soms een ‘state of mind’, maar die blijkt weer eens zeer relatief. De meesten van ons zaten niet eens echt opgesloten, we zijn alleen maar opgesloten in ons leven. De rest hangt af van je omstandigheden.

Harry bij mij in de straat heeft als zelfstandig manueel therapeut een contactberoep. Zat zonder inkomsten, maar vroeg geen overheidssteun zolang anderen die harder nodig hebben. Harry hielp lokale ondernemers vooruit, door bestellingen op te nemen bij de thuiswerkers en die dan te bezorgen. Of neem Miranda, eigenaar van kapsalon Blitzz op de Van Ostadelaan. Regelde jarenlang met ondernemersvereniging Puur Oost de leuke dingen voor de buurt, van bloembakken tot Rietveld-stoel. Toen werd haar situatie rampzalig. Miranda maakte doe-het-zelf-pakketjes met haarverf, voor carrièrevrouwen die niet met uitgroei willen video-vergaderen. Ze verzette afspraken en verzette ze nog eens. Omdat het de kunst is om de moed erin te houden.

En vaak dacht je: is dit allemaal echt? Op Bevrijdingsdag trok door de Jan van Scorelstraat opeens een toeterende autodemonstratie met vlaggen en folders: tweehonderd complotdenkers tegen de coronamaatregelen, keurig begeleid door politie. Voordat we van de verbazing bekomen waren, reden ze de stad alweer uit. Nu dan voorzichtig voorwaarts. Een jongetje ligt zich in het park nog steeds genietend te vervelen. Om hem oefenen ook volwassenen hun tempo aan te passen. Anderen ruimte te geven. We kunnen weer, in kleine stapjes. Dat valt niet mee, maar het is misschien te leren. Dit duurt nog even.

Margriet Oostveen (51) is verslaggever en columnist bij De Volkskrant. Zij woont sinds 1999 in de Schildersbuurt.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2020

Marja Oosterman

Een hond kun je om verschillende redenen ‘hebben’. Voor mij is bewegen een belangrijke. Heerlijk samen lange wandelingen maken, liefst in de natuur. Voor een hond is dat pas echt leuk als hij los mag lopen. Dat mag helaas op steeds minder plaatsen, en in de stad is loslopen helemaal een zeldzaamheid. Oost is een van de betere wijken om met je hond te wandelen. Je bent zo bij de Kromme Rijn, over het jaagpad mag een hond lange stukken loslopen tot voorbij Bunnik. Langs de singels in het Zocherpark kun je met je loslopende hond een stevige wandeling maken van de Stadsschouwburg tot bijna aan het station. Daarnaast is er nog wandelgroen in het Wilhelminapark en Bloeyendael, waar je hond wel aan de lijn moet.

Met het vaker aanlijnen van honden is de kennis bij stadsgenoten hoe om te gaan met een loslopende hond wel afgenomen. Hond en baas moeten daar rekening mee houden en dat vergt veel kennis en vaardigheden. Ervaren hondenbaasjes met goed getrainde honden weten in Oost enkele sluiproutes en paadjes waar ze de hond graag stiekem los laten lopen, met het risico van €104 boete. Maar ja, honden lopen graag in hun eigen tempo van het ene naar het andere plekje om daar te snuffelen.

Oost heeft een paar hondenspeelweides. Vooral jonge honden kunnen hier heerlijk met elkaar dollen en rennen. De baasjes bewegen er helaas weinig, maar voor de sociale contacten zijn de weides heel geschikt. Toch pleit ik al jaren voor meer loslooppaden in de stad, waar honden en hun baasjes vrijuit kunnen bewegen. Dat is beter voor de gezondheid van hond én baas.

Marja Oosterman is publiciste en woont sedert 1983 in Oudwijk. Over (haar) leven met honden schreef ze het boek ‘Ja..? Oh!’ Over haar huidige hond, Baba, schrijft ze verhaaltjes op www.jaoh.nl

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2020.

Martin de Vries

Net 60 jaar geworden besloot ik om een deel van de Camino, de beroemde pelgrimstocht naar Santiago de Compostella, te lopen. Met een kleine camera legde ik onderweg vooral mijn beweegredenen om op pad te gaan vast. Over de tocht zelf van 70 dagen kan ik kort zijn: een geweldige, vooral zintuigelijke ervaring.

Na thuiskomst liet ik de video’s onberoerd. Ik wilde het ‘normale’ leven weer oppakken en alle indrukken verwerken.

Pas na drie maanden bekeek ik de beelden terug. Vreemd! Ik zag een man, een wandelaar, die maar doorloopt en zijn ervaringen onder woorden probeert te brengen. De schoonheid van het landschap en bijzondere ontmoetingen. Maar gedurende de tocht zakt hij steeds verder in zichzelf weg.

Ik monteerde de beelden tot één lange selfie en liet ‘m aan diverse tv-omroepen zien. Helaas, weinig enthousiasme: “te lang, te vreemd, niets voor ons.”

Eind 2018 sprak ik met Podium Oost af om mijn film daar te vertonen. Plots meldde zich echter een filmdistribiteur. Een stroomversnelling. De film kreeg de titel ‘Camino, a feature length selfie’ en werd geselecteerd voor filmfestivals in binnen- en buitenland. Daarna volgde vertoning in 35 filmtheaters met na twee weken een Kristallen Award voor het behalen van 10.000 bezoekers. De film is komend jaar zelfs te zien op National Geographic!

Ja, een wandeling die behoorlijk uit de hand is ‘gelopen’. “Ben je er door veranderd?” Nee hoor, maar ik ben wel gevoed met een bijzondere ervaring. En ik wandel vaker naar het centrum, of andere plekken in de stad. Zo heb ik, na ruim 30 jaar dat ik hier in Oost woon, onze wijk te voet opnieuw leren kennen. Gewoon een stukje lopen, heerlijk!

Martin de Vries (63) woont in Oost en is editor, filmmaker en producent. Hij was o.a. decennialang de vaste editor van Van Kooten en De Bie, samensteller en editor van het programma Villa Felderhof en medeoprichter van Tv-zender NostalgieNet. Met zijn documentaire ‘Camino, a feature length selfie’ debuteerde hij als filmmaker.

Deze column verscheen in de Oostkrant van december 2019.

Wijnand Speelman

Het ging al niet zo goed, maar nu lijken zijn laatste uren geslagen: er staat een hek om de Rode Beuk aan de Emmalaan. ‘Voor onze veiligheid’, aldus de gemeente. Een triest gezicht; de grote takken hangen naar beneden en raken nog net niet de grond. Alsof de kracht uit zijn armen langzaam wegvloeit en hij op het punt van opgeven staat.

Gaat het hier ‘slechts’ om een zieke boom aan het einde van zijn Latijn? Ik las bij een bericht op de Oostkrant Facebookpagina de reactie ‘kappen dat ding’. Maar deze boom behoort tot een van de oudste nog levende organismen in onze buurt, bijna 170 jaar oud! Daar gaat de reactie aan voorbij. Ikzelf, de reageerder en alle buurtgenoten, wij zijn in vergelijking met de Rode Beuk slechts passanten in deze wijk. De Rode Beuk was ‘ooggetuige’ van zoveel veranderingen in Oost: hij zag gebouwen komen en gaan, was getuige van menig eerste kus onder haar takken, was redder in nood voor vele dronkaards met een volle blaas …

Het dieptepunt van zijn leven vond plaats op 7 mei 1945. Terwijl de Britse en Canadese bevrijders van Utrecht door een juichende menigte het centrum inrijden, valt nabij het Rosarium voor het oog van de Rode Beuk een vrachtwagen vol Duitse soldaten stil. Als een groep mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten passeert, ontstaat een schermutseling tussen deze verzetsmannen en de Duitse soldaten. Er valt een schot, binnen enkele seconden gevolgd door een schietpartij waarbij tien verzetsmannen het leven laten. De Rode Beuk staat – zoals zo vaak in zijn bestaan – op de voorste rij bij deze duistere gebeurtenis.

Nu weet ik wel dat een boom geen ogen heeft, maar verdient de Rode Beuk door de rijke geschiedenis die ‘ons Oost’ met hem heeft, niet een andere kwalificatie dan ‘dat ding’?

Wijnand Speelman (1988) woont nabij het Wilhelminapark, is radiomaker bij 3FM en producent van de podcast-serie ‘Papa Podcast’ (voor, door en over jonge vaders).

Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2019

Japke-d

Het liefst heb ik dat iedereen gewoon met zijn tengels van Utrecht afblijft, zo schreef ik ooit in het nawoord van de bundel ‘Utrecht, stad van zachte idioten’.  Ik schreef het toen in iets steviger bewoordingen: ‘Jongens, flikker allemaal eens een eind op uit Utrecht’.

Want ik word enorm nerveus van al die mensen die van alles willen organiseren in mijn stad. Dat ze Utrecht ‘op de kaart willen zetten’, als museumstad, als marathonstad, als stad van de vrede, als fietsstad, als culinaire stad, als stad van de literatuur. Of dat ze loopwedstrijden gaan organiseren, of kermissen, Tour de France-etappes of, erger nog, foodtruckfestivals (brrr) in mijn geliefde parken.

Hou daar eens mee op, laat Utrecht met rust!

Want daarvoor ben ik hier 18 jaar geleden niet komen wonen, ik ben hier gekomen voor mijn rust en voor de stilte. Ik ben hier gekomen omdat Utrecht geen grachtengordel heeft, geen Nutellawinkels, geen grote rode ‘You, Trecht’-letters. Utrecht heeft dat niet nodig. We hoeven hier geen architectonisch station, geen skyline, we hoeven niet op een bucketlist – laat al die Japanners lekker hun eigen Nijntje ontwerpen. Laat iedereen lekker aftaaien naar Amsterdam. Hier is niks te zien, echt niet, doorlopen mensen, wegwezen, optiefen.

We willen Utrecht gewoon lekker voor onszelf. Om te kunnen kuieren van het Oorsprongpark naar de ruisende bomen op de Maliebaan en er dan onderdoor, met op het eind ons bruggetje richting Lepelenburg. Naar de werfkelders, het Ledig Erf, de Oosterkade, waar de zon op je schijnt tot diep in de avond. Haring eten op de Nachtegaalstraat, eten bij Goesting, hier, op Utrechtse grond. Utrecht is van ons, Utrecht is van mij. Utrecht is voor de eeuwigheid.

Japke-d. Bouma (1970) woont in Oost en is columnist bij NRC. Delen van bovenstaande column verschenen eerder in haar nawoord van ‘Utrecht, stad van zachte idioten’, een bundel verhalen over Utrecht verzameld door Ronald Giphart.

Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2018