Eind 19de eeuw breidde de stad uit buiten de singels. Toenmalig Burgemeester Reiger wilde nieuwe woonbuurten als Oudwijk verbinden met de oude binnenstad, liefst met een elektrische tram, die sneller, schoner en stipter was dan de paardentram.
Op 15 juni 1907 vertrok tramlijn 2 vanaf het stationsplein met bestemming Oudwijk. Via de singel, Maliebaan, Baanstraat (in 1911 hernoemd tot Burgemeester Reigerstraat) en vervolgens linksaf de huidige Van Limburg Stirumstraat, bereikte de tram het keerpunt Museumbrug. Een enkeltje kostte 5 cent, in de avond gold dubbel tarief.
Populair gezinsuitje
Toen de Burgemeester Reigerstraat werd doorgetrokken richting het Wilhelminapark, kon het trambedrijf in 1915 ook de snelgroeiende Schildersbuurt aandoen. De tram reed voortaan via de Koningslaan rechtsom het Wilhelminapark, en vervolgens over de Colignybrug, Rembrandtkade, Prins Hendriklaan (halte Antonius Gasthuis) en Stadhouderslaan richting keerpunt Museumbrug. Door deze extra slinger rond het park groeide lijn 2 uit tot een populair gezinsuitje. In de weekenden puilden de rijtuigen uit. Kassa voor het trambedrijf!
Laatste ronde
Met de opkomst van de lijnbussen eind jaren twintig braken de magere jaren aan voor de tram. Zelfs een aftakking via de Adriaen van Ostadelaan langs het nieuwe Diakonessenhuis mocht niet baten: op 30 september 1938 reed de tram zijn laatste rondje Oost.
[i] Bron: De tram in Utrecht, Dr. A. van Hulzen (uitgeverij Matrijs)
