Categoriearchief: historie

Bouwvereniging Utrecht

Oost is populair om te wonen, maar de prijzen en huren zijn hoog, de wachtlijsten lang. Het is bijna onmogelijk om hier woonruimte te vinden. Niets nieuws, want begin vorige eeuw was er ook woningnood en speculatie. Vijf onderwijzers in de Schildersbuurt richtten daarom in 1919 Woningbouwvereniging Utrecht op om zélf te gaan bouwen. Het resultaat: 91 woningen in twee blokken aan de Jan van Scorelstraat, Paulus Potterstraat en Hobbemastraat, in de stijl van de Amsterdamse school met prachtige ornamenten van de vermaarde beeldhouwer Hildo Krop (1884-1970). Bijzonder is dat ook de bovenwoningen een eigen tuin hebben die bewoners via een buitentrap kunnen bereiken. Vooral voor kinderen is het een walhalla: het afgesloten binnenterrein, liefkozend ‘het hofje’ genoemd, is een gezellig groen speelparadijs.

Klein maar dapper
Ruim 100 jaar wist de vereniging klein maar dapper (de titel van het jubileumboek uit 1994) alle stormen te overwinnen. Tot dit jaar, 2022, want ze gaan, weliswaar als zelfstandige eenheid, op in de grote woningcorporatie Mitros. Bewoner Johan van der Kooij vindt het jammer, maar is reëel : “Voor kleine woningverenigingen wordt het steeds moeilijker zelfstandig te blijven door de strenge en ingewikkelde woningwet. Je moet een almaar dikker wordend boek met regels kennen en uitvoeren. Een te grote kluif voor ons als bewoners, en onze vereniging is te klein om professionals in te huren. Gelukkig kunnen we onder de vleugels van Mitros wel grotendeels zelfstandig blijven en de goede onderlinge sfeer behouden. We hebben goede afspraken kunnen maken over het toewijzings- en huurbeleid en de verduurzaming van de woningen. Iedereen kan hier prettig blijven wonen.”

Woonblok B na oplevering in 1924, vóórdat de Hobbemastraat en Frans Halsstraat werden bebouwd. Rechts loopt de Jan van Scorelstraat – foto: Het Utrechts Archief
Blok B van de vereniging op de hoek Hobbemastraat en Jan van Scorelstraat – foto: Arnoud Wolff
Het samengaan met Mitros werd gevierd met het Hofjeslied – foto: Arnoud Wolff

Tussen spoor en singel

Het buurtje dat tussen het Spoorwegmuseum en de Maliesingel ligt noemt zich simpelweg Tussen Spoor en Singel. Door de hoge gevels en grote lindebomen is het aan de donkere kant, maar de sfeer is er prima. Bewoner Raoul Hennekam is min of meer de buurthistoricus. Hij heeft de ontstaansgeschiedenis van de buurt in detail, maar op een zeer lezenswaardige wijze beschreven met veel foto’s, kaarten en de nodige anekdotes. “In de coronatijd had ik alle tijd om in de archieven te duiken. Erg leuk en vooral leerzaam! Eeuwenlang was dit een zeer vruchtbaar hoveniersgebied, de ‘Goudoever’ in de volksmond. De eerste bewoners die ik heb getraceerd waren Gheryt Mastick ende seinen echten wive Liesbetten die hier in 1412 een appelboomgaard pachtten.”

Oosterstation
“Met de aanleg van de Maliebaan in 1637 hier verderop veranderde dit gebied langzaam van tuindersgebied naar recreatiegebied. Toen in 1874 de Oosterspoorbaan richting Hilversum en Amsterdam aangelegd werd met als pronkstuk het Oosterstation (later hernoemd tot Maliebaanstation en sinds 1954 Spoorwegmuseum), ontstond hier een vervoersknooppunt. Rond 1900 lag aan het stationsplein ook de remise van de Utrechtse paardentram. Op de luchtfoto uit 1927 zie je links de langgerekte stal met puntdak. De huizenblokken voor het plein stammen uit de periode 1900 -1908. Leuk detail: Johan de Wittstraat nummer 5 is het allereerste SSH studentenhuis.”

[i] Wie meer wil weten van dit stukje Oost checkt www.tussenspoorensingel.nl

De buurt rond het Oosterstation in 1927. Achter het station het nog lege terrein (driehoek) waar in 1937 Speeltuin De Bloesem werd aangelegd – Foto: Het Utrechts Archief

Oosterspoorbaan

In 1870 kreeg de Hollandse IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM) toestemming om haar traject Amsterdam – Zutphen ter hoogte van Hilversum af te takken met een spoor dat door Utrecht-Oost naar Lunetten liep: de Oosterspoorlijn. Passagiers konden in Lunetten overstappen op het staatsspoor richting Den Bosch. Tegenover Lepelenburg bouwde de HIJSM in 1874 het Maliebaanstation. In 1885 opende de HIJSM een halte op de Biltstraat om reizigers te laten overstappen op de paardentram van en naar De Bilt / Zeist. Deze halte werd om die reden al snel drukker dan het chique Maliebaanstation, zeker na uitbreiding in 1892.

Herdenkingsmonument
Vanaf 1921 konden treinen vanuit Hilversum bij Blauwkapel doorrijden naar Utrecht Centraal en raakte de Oosterspoorlijn langzaam haar klandizie kwijt. In 1939 reed de laatste passagierstrein. In de oorlog werden 1.500 Utrechtse joden via het Maliebaanstation op transport gezet. Een herdenkingsmonument ter plekke herinnert daar nog aan. In de jaren na de oorlog reden er nog wel goederentreinen en soms een omgeleide passagierstrein door Oost. In 1954 betrok het Spoorwegmuseum het inmiddels verlaten Maliebaanstation.

Oude spoorwoningen
Langs het spoor zijn de spoorwachterswoningen op de Burgemeester Reigerstraat (Baanstraat 47a), Zonstraat (48a) en Koningsweg (52a) behouden. Toen de HIJSM nog actief was woonden hier spoorwachters die de spoorbomen bedienden en het tracé enkele keren per dag schouwden. De HIJSM had al een lijn richting Amersfoort, daarom kregen de spoorwoningen langs het Oosterspoor richting Lunetten ter onderscheid de toevoeging ‘a’. Deze woningen zijn inmiddels gemeentelijke monumenten.

Chloortrein
Na de oorlog denderden over het spoor goederentreinen, geregeld met gevaarlijke stoffen (chloor). In 1978 richtten verontruste wijkbewoners in Buurthuis Oudwijk het Komité Stop De Chloortrein Utrecht (Komité SCU) op dat met ludieke acties de ‘giftreinen’ wilde stoppen. Pas in 2002 stopte AkzoNobel met chloortreinen door bevolkt gebied.

Park Oosterspoorbaan
Eind 2012 is het zuidelijk deel van het Oosterspoor buiten gebruik gesteld vanwege de verbreding van het (drukke) traject Utrecht – Arnhem en parallel daaraan de Uithoflijn, de tramverbinding naar de universiteit. Sindsdien is het Spoorwegmuseum eindpunt. In 2017 is het oude dubbelspoor vanaf de Abstederdijk omgetoverd tot Park Oosterspoorbaan met een wandel- en fietspad dat de Maliesingel verbindt met de Koningsweg.

Buurt: Abstede | kaart
Foto: Het Maliebaanstation – Het Utrechts Archief 1885

Komité Stop Chloortrein Utrecht op de spoorwegovergang Abstederdijk in 1979 – foto: Maria Smit
Postbesteller, bokkenkar en een paardenrijtuig van Van Gend & Loos in 1895 – Het Utrechts Archief
Locomotief ramt seinhuis Burgemeester Reigerstraat (naast het brandwachtershuis waarin tegenwoordig koffietentje Broodnodig zit) 1942 – Het Utrechts Archief
Station Biltstraat aan de kant van Buijs Ballotstraat 1908 – Het Utrechts Archief
Routenetwerk van de HIJSM in 1889 inclusief het Oosterspoor dat aansloot op het staatsspoor naar Arnhem – Het Utrechts Archief

Rosarium

Nos Jungunt Rosae (‘de rozen verenigen ons’), de eerste rozenvereniging van Nederland, vroeg in 1910 aan het stadsbestuur om bij het eind negentiende eeuw geopende Wilhelminapark een openbaar rozenpark aan te leggen, het Rosarium. Zulke parken waren in omringende landen in opkomst. Voor een terrein van circa één hectare zou de vereniging van kwekers een plan maken en vervolgens de rozen leveren, aanplanten en onderhouden. Tuinarchitect Denier van der Gon ontwierp het hofje met elf vakken en 144 bedden met ongeveer 150 rozensoorten. Een levend en vooral kleurrijk kunstwerk, met in het midden een fontein. Het Rosarium werd op 7 juni 1913 officieel geopend. Op zondagen melden zich 400 bezoekers per half uur, uit alle rangen en standen. Velen kwamen vanuit de binnenstad met de nieuwe tramlijn 2. Het park was een trekpleister van formaat! Parkwachters leidden alles en iedereen in goede banen.

Uitstalkast
De rozenkwekers gebruikten het Rosarium als een soort uitstalkast, waarmee ze reclame maakten voor hun producten. In de aanbevelingsbrief stond: ‘Dan weet men (de consument) met zekerheid, dat de daarop uitgeplante exemplaren rozensoorten zijn, die na deskundig onderzoek blijk gegeven hebben aan de eischen van bodem en klimaat te voldoen.’

Bedreigd door wegenbouw
In 1930 wilde de stad een invalsweg naar de binnenstad dwars door het Rosarium aanleggen, het plan Berlage. Na heftige discussies in de gemeenteraad kreeg uiteindelijk de Biltstraat deze (twijfelachtige) eer. Later zou mogelijk ook de nieuwe Stolberglaan doorgetrokken worden door het Rosarium, maar ook die plannen sneuvelden dankzij protest van omwonenden. Zelfs de zeer strenge winter van 1939 kreeg het rosarium niet klein, ook al sneuvelde 90 procent van de rozen.

Zwarte bladzijden
De Duitse bezetter sloot in 1941 het rozenpark voor Joden. Een houten bord onder de toegangspoort maakte duidelijk dat het genieten van rozen voortaan uitsluitend aan ariërs was voorbehouden … Aan het einde van de bezetting voltrok zich nog een tragedie: Het Drama bij het Rosarium: tien mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten sneuvelden in een vuurgevecht met terugtrekkende Duitse militairen op een steenworp afstand van de rozentuin. Een plaquette herinnert nog aan deze bloederige schietpartij.

Gemeentelijk monument
Tot 1957 had de vereniging het Rosarium in bruikleen. Daarna ging het onderhoud over in handen van de gemeente. Die beperkte het aantal rozensoorten, maar gaf het Rosarium wel de status van gemeentelijk monument.
Buurtbewoner den Hartog, auteur van het jubileumboekje ‘100 jaar Utrechts Rosarium’ schreef in 2013 een uitgebreid artikel in het magazine Oud Utrecht ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Rosarium.

Buurt: Wilhelminapark eo | kaart

Gemeentelijke plantsoenendienst aan het werk in 1959 – Het Utrechts Archief
Oorspronkelijk ontwerp van Donier van der Gon

Piekenkermis

Wéér geen Piekenkermis! In 2020 en 2021 was corona de boosdoener, nu kreeg de organisator het verplichte verkeersplan niet rond. Het was al een lastige opgave, want het opgeknapte Malieblad biedt weinig ruimte meer voor botsauto’s en draaimolens. De organisator betwijfelt of de Piekenkermis nog toekomst heeft, omdat de Maliebaan zelf ook op de schop gaat. Komt daarmee een einde aan de eeuwenoude, roemruchte Utrechtse kermistraditie?

Kerkemis
Kermis komt voort uit (middeleeuwse) kerkwijdingen en jaarmarkten, uit handel en heiligheid zou je kunnen zeggen. Het woord kermis is een verbastering van kerkemis, de speciale inwijdingsmis van een nieuwe kerk. De eerste kerkemis was in 1023, duizend jaar geleden, bij de opening van de St Maartenskerk in wat nu de binnenstad noemen.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog kende Utrecht een jaarlijkse kermis, hoewel de druk al jaren toenam om het feest af te schaffen vanwege het ‘onzedelijke, woeste en onbeschaafde’ gedrag van de bezoekers. Hetgeen uiteindelijk geschiedde.

Een piek per ritje
Pas in 1988 blies de kermisprofessor Jansen de traditie nieuw leven in, toen onder de naam Utrecht Kerkestad gevierd werd dat vijf kerken in de binnenstad waren gerestaureerd. Men zocht een prachtige locatie (de Maliebaan) en stelde de ritprijzen vast op één piek (gulden) om het feest toegankelijk te houden voor iedere Utrechter. De (bij)naam Piekenkermis was geboren.

Hoveniersmaandag
De Piekenkermis heeft haar rituelen. Op de zondag is de kermis-mis op de botsautobaan: de auto’s gaan aan de kant, de Zusters Augustinessen delen hosties uit en brengen liederen ten gehore. Aan het eind van de kermisweek is de jaarmarkt op de Reiger- en Nachtegaalstraat. Alleen een officiële Hoveniersmaandag ontbreekt. Dat was de dag waarop de tuindersknechten en dienstmeiden hun jaarloon kregen en op de kermis uit hun bol gingen, tot afgrijzen van de nette burgerij.

Foto’s: Het Utrechts Archief

De Piekenkermis in 1989

Utrechtsche Asphaltfabriek

De Utrechtsche Asphaltfabriek kreeg in 1889, toen nog onder de naam firma Stein en Takken, een vergunning voor een asfaltfabriek tussen de Kromme Rijn en de Gansstraat. Gijsgert Takken (1862-1929) was een handelaar in brandstoffen, Max Stein (1861-1892) een zoon van een Duitse asfaltfabrikant. De Gansstraat was als uitvalsweg naar Bunnik en Wijk bij Duurstede een gunstige vestigingsplek voor industriële bedrijven. Zo zaten naast de asfaltfabriek ook dechouthandel Kivit, een aantal garagebedrijven en meerdere smederijen.
Deze asfaltfabriek wordt vaak verward met de concurrent de Eerste Nederlandse Asphaltfabriek, later Gurtzgen & Van Straaten, aan de Zonstraat. Deze firma werd opgericht door de Duitser August Gurtzgen, de schoonvader van de jong overleden oprichter Max Stein.

Groot fabrieksterrein
Stein en Takken maakte voornamelijk asfaltpapier (dakbedekking) uit steenkoolteer, een restproduct van de grote gemeentelijke gasfabriek die stond waar nu het Griftpark ligt. Transport ging via de Stadsbuitengracht en de Kromme Rijn. De asfaltfabriek had als bijproducten naphtaline, parafinelak en creoline. Het fabrieksterrein was groot met enorme tanks voor teeropslag, vier distilleerketels, koelbakken, draaiketels voor de productie van asfaltpapier, eigen watertoren en magazijnen voor opslag. Eén van de magazijnen, het witte depotgebouw aan Gansstraat 132 (bouwjaar 1906), staat nog overeind. Het is tegenwoordig een woonhuis.

Verwoestende brand
In 1918 brandde de fabriek grotendeels af. Een verslaggever meldde dat zelfs ‘de rivier in brand stond’. Grote angst was dat de vlammen over zouden slaan naar omliggende bedrijven en de naburige gevangenis. Het gevolg was een enorme bodemvervuiling tot wel 13 meter diep. Het grondwater was zelfs tot op 50 meter vervuild. Sindsdien reinigde een speciaal gebouwde zuiveringsinstallatie aan het Tolsteegplantsoen jarenlang het grondwater. Tot op de dag van vandaag is het terrein opgenomen in het bodemsaneringsprogramma van de gemeente Utrecht en wordt jaarlijks gecontroleerd. Op het gesaneerde terrein verrees een nieuwe woonwijk met onschuldig klinkende straatnamen als Fuut- en IJsvogelhof.

Sluiting en sanering
Teerasfalt werd eind 20ste eeuw verboden en vervangen door asfalt op basis van aardolie (bitumen). De fabriek sloot haar deuren in 1934. Alleen een depot voor opslag en verkoop bleef in bedrijf tot 1981. Op het voormalige fabrieksterrein liggen nu de Eendstraat en IJsvogelhof.

Afbeelding uit 1913, helemaal links het bewaard gebleven witte depotgebouw. Om de fabriek imposanter te laten lijken is een breed perspectief gekozen en de Kromme Rijn afgebeeld als imposante rivier – Foto: Het Utrechts Archief
Het witte voormalige depotgebouwen – Foto: Het Utrechts Archief
De brand in 1918 – Foto Het Utrechts Archief

De Zilveren Schaats

Verscholen tussen de Waterlinieweg en de Frederik Hendrikstraat, zichtbaar vanaf de Rembrandtkade, ligt het natuurgebied de Zilveren Schaats, ruim 2 ha groot. Het is vernoemd naar de oude schaatsclub langs de watergang. Een oase van rust te midden van de stedelijke hectiek.

Gedekte weg
De militaire verbindingsweg tussen de Fort De Bilt (bij de Berekuil) en Fort Vossegat (nu: Kromhoutkazerne) kreeg in 1876 aan de oostkant een drie meter hoge wal, het werd een zogenaamd gedekte weg. Soldaten konden zich voortaan veilig tussen de forten verplaatsen. De Genie groef de aarde ter plekke uit. De 300 meter lange ‘kuil’ die zo ontstond liep vol grondwater en vormde in koude winters de perfecte ijsbaan. Hoge militairen en notabelen uit de stad richtten in 1879 ter plekke een ijsclub op: de Zilveren Schaats, die tot de oorlogsjaren actief bleef.

Ridderschapsvaart
Minder bekend is dat een ander, eeuwenoud water het natuurgebied in de volle lengte doorsnijdt: de Ridderschapsvaart. Dit kanaal werd in 1661 uitgegraven om de Biltsche Vaart en Minstroom te verbinden. Zo konden trekschuiten vanuit Zeist en De Bilt zand naar de drassige hoveniersgronden van Abstede varen en mest retour nemen om de schrale Biltse gronden te verrijken.

Waterlinieweg
Met de aanleg in 1942 van Rijksweg 22, later Waterlinieweg, werd de Ridderschapsvaart deels gedempt. Door de watergang van de Zilveren Schaats uit te graven en aan te sluiten op de Biltsche Grift en de Minstroom, bleef de aftakking bij Rijnsweerd van de Kromme Rijn verbonden met de singels.

Ecologisch beheer
De voormalige militaire weg en het omliggende terrein bleef na het ontmantelen van de Hollandse Waterlinie decennia lang onberoerd. Dat was zeer gunstig voor de natuurontwikkeling. Sinds 1996 beheert de bewonersvereniging de Zilveren Schaats het natuurgebied in samenwerking met gemeente en waterschap, daarbij geholpen door een kleine kudde Maaasduinschapen. Het terrein is nog altijd besloten gebied, maar geïnteresseerden kunnen via excursies en open dagen kennis maken het historische natuurgebied.

Buurt: Wilhelminapark eo | kaart

Het paviljoen van ijsclub De Zilveren Schaats in 1910 – Het Utrechts Archief

Sybold van Ravesteyn

Op steenworp afstand van het beroemde Rietveld-Schröderhuis ligt nóg een architectonische parel: het woonhuis van architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983), Prins Hendriklaan 112, aan de rand van Rijnsweerd.

Gewapend beton
Van Ravesteyn trad in 1921 als constructeur in dienst van wat tegenwoordig de Nederlandse Spoorwegen heet. Zijn eerste klus was de constructie van de Inktpot, het grootste bakstenen gebouw van Nederland. Later promoveerde hij tot huisarchitect van de spoorwegen. Hij bouwde veel stations (o.a. het oude Centraal Station van Utrecht), seinhuizen en depots, doorgaans van gewapend beton, een bouwmateriaal dat toen in opkomst was en waar hij veel kennis van had. Buiten het spoorwezen tekende hij ook voor de Diergaarde Blijdorp en theater Kunstmin in Dordrecht. Na de oorlog gingen veel van zijn (spoor)ontwerpen tegen de vlakte, vandaar zijn bijnaam: de meest gesloopte architect van Nederland.

Polderweg
In 1932 kreeg hij de kans om een eigen woonhuis aan de Prins Hendriklaan 112 te bouwen op een onbebouwd driehoekig kavel naast een rijtje traditionele jaren 30 huizen tegenover de Kromhoutkazerne. Het was een tip van Rietveld, die wist dat zijn collega na zijn scheiding nieuwe woonruimte zocht. De laan ging daar over in een landweg richting de toen nog onbebouwde Johannapolder, tegenwoordig Rijnsweerd. Op het taps toelopende stuk grond paste geen standaard woning. Maar daar wist hij wel raad mee. 

Golven en krullen
Van Ravesteyn bouwde met bescheiden middelen een huis waarin het prettig was om te wonen én te werken. De kenmerkende gele bakstenen waren afdankertjes van de Spoorwegen. Hij experimenteerde ook met golvende lijnen en weelderig krullende vormen, geheel tegen de rechtlijnige principes in van het toen populaire Nieuwe Bouwen dat juist inzette op een moderne, zakelijke bouwstijl wars van niet-functionele vormen. Het streven naar licht-lucht-ruimte nam hij wél over, zoals te zien in de grote ronde erker. Hij combineerde ook verschillende functies (wonen en werken) in één ruimte. 

Museumhuis
Het monument wordt tegenwoordig beheerd door Vereniging Hendrick de Keyzer als museumhuis. Delen van het jaar kun je er overnachten, in de rest van het jaar is het open als museum. De inrichting uit de tijd dat van Ravesteyn er nog woonde is nog grotendeels intact. Meer info op de website van de vereniging.

Buurt: Rijnsweerd | kaart

Links het huis van Ravesteyn, bij de landweg richting Johannapolder, tegenwoordig Rijnsweerd – Het Utrechts Archief 1958
Utrecht Centraal Station in 1940 – Nationaal Archief

Storkfabriek Koningsweg

Waar het oude Oosterspoor de Gansstraat en Koningsweg doorkruist staat een wit gebouw. Daarin huizen nu o.a. het Rode Kruis en de tweedehands boekenwinkel BooksForLife. Het pand kent tot in de jaren 70 een rijke, industriële historie.

Industrieel Oost
In 1911 verhuisde de machinefabriek Jansen & Sutorius vanuit de (krappe) Binnenstad naar de Koningsweg. In dit tuindersgebied was voldoende ruimte. Bovendien was de bereikbaarheid goed zo in de oksel van de Kromme Rijn en het Oosterspoor. De firma leverde o.a. pompen en tapinstallaties aan brouwerijen, distillateurs, likeurstokers etc. De fabriek groeide snel en breidde in rap tempo uit met eigen bank- en plaatwerkers, schilders, gieters en slijpers, kortom alle industriële ambachten die een toonaangevende machinemaker nodig had. De markten breidden zich uit naar de opkomende zuivelindustrie en bottelaars van mineraalwater (met prik) met o.a. volautomatische reinigingsmachines.

Sluiting
In 1952 ging de fabriek samenwerken met machinefabriek Stork, die in 1963 Jansen & Sutorius in zijn geheel overnam. Het industriële conglomeraat, dat eerder in 1954 het Utrechtse Werkspoor had overgenomen, fuseerde en rationaliseerde verder, met als gevolg dat de fabriek aan de Koningsweg in 1977 gesloten werd. Zo maakte na de tuinders ook de industrie plaats voor woningbouw in Oost.

Jansen & Sutorius (later Stork) fabriek in 1948. Het Oosterspoor doorkruist de Gansstraat en de Koningsweg, rechtsboven de Kranenburg (verhoogde) stellingmolen. Het water dat tussen spoorbaan en fabriek stroomt en zijn loop vervolgt langs de Gansstraat is de grotendeels gedempte Oudwulverwetering – Het Utrechts Archief

Het Witte Dorp

Sterrenwijk was oorspronkelijk een woningwetwijk uit het begin van de 20e eeuw, ingesloten tussen de Oosterspoorbaan, de Kromme Rijn en de Abstederdijk. De 375 witte noodwoningen, gebouwd vanaf 1918, hadden door de snelbouw (door ongeschoolde arbeidskrachten) en gebruik van lichte materialen als drijfsteen slechts een beoogde levensduur van vijfentwintig jaar. Het volksbuurtje werd populair bij grote arbeidersgezinnen vanwege de goedkope, ruime woningen.

Straatleven
Na de tweede wereldoorlog verkeerden de inmiddels afgeschreven woningen in zeer slechte staat. Ze waren gehorig, de muren zaten vol scheuren en optrekkend vocht was een probleem. De gemeente plaatste in afwachting van sanering steeds vaker grote (probleem)gezinnen in de gebrekkige maar wel ruime huizen. Het werd drukker en drukker op straat, veel armoe ook, maar de sfeer was er niet minder om! Oude Sterrenwijkers denken met weemoed terug aan die tijd van grote saamhorigheid en gezelligheid op straat.

Sanering
In de jaren ’70 werd Sterrenwijk aangewezen als herstructureringswijk en in 1976 gingen de witte huizen tegen de vlakte. De huidige structuur van woonerven rondom het Mercatorplein stamt uit die tijd.

Buurt: Sterrenwijk | kaart
Foto: Het Witte Dorp vóór de sloop in 1975 – Het Utrechts Archief

Filmbeelden van de nieuwbouw van Sterrenwijk eind jaren 70.
Bron: Het Utrechts Archief

De Orionstraat vlak voor de sloop – Het Utrechts Archief